column nr: 11

Ik kan mij niet anders herinneren dan dat wij als kind steevast ergens in Brabant waren gedurende de zomervakantie. In het begin kamperen en later in een heuse stacaravan. We bleven de gehele zomervakantie en tevens de weekenden, wat een plezier en vrijheid genoten we daar. In de loop der jaren stond er een vaste groep mensen met hun caravan om ons heen, heel erg gezellig. Zo stond ook Tante Betje er met haar man Piet. Tantje Betje is ondertussen 94, stokdoof, en woont in een complex in Brabant, net zoals de Vliet in Maassluis. Ze is in goede handen maar voelt zich soms toch eenzaam en alleen. Maar ik ben Tante Betje absoluut niet vergeten.

Mijn bezoek aan Tante Betje in Brabant is er altijd een van geduld, begrip en toch ook pijn. Pijn om te zien dat het leven van ouderen zo beperkt is door een diversiteit aan redenen. Gelukkig is er vaak plezier, wordt er gelachen en genieten de ouderen van een gezellige middag, veelal dankzij vrijwilligers. Soms lach ik om wat ik om mij heen hoor, zo ook vandaag.

Vandaag staat een optreden van een bekende artieste op het programma. Ik zal Tante Betje begeleiden en vanzelfsprekend uit volle borst de schlagers van toen meezingen. De ochtend vullen we in de recreatieruimte met koffiedrinken en een spelletje spelen met Tante Betje. Tijdens het bezoek legt zij wel 10 keer haar hand op mijn hand, dat zegt voldoende. Soms krijg ik een aai over mijn wang. Samen spelen we het spel, “Mens erger je niet”. De dobbelstenen rollen over de tafel, zo nu en dan buk ik om ze op te rapen.

Ik kan altijd een soort genieten van alle mensen om mij heen, eenzame mensen, die toch trachten, met hulp van vrijwilligers en zorgpersoneel, samen te zijn. De meeste staren voor zich uit. Anderen kijken wat rond, wachten wellicht op een wonder dat een glimlach op hun gezicht zal brengen of het onverwachte bezoek wat misschien zal komen. Sommige praten geanimeerd met elkaar, veelal op luide toon.

Naast ons schuift een man aan met rollator, in gezelschap van een pittige oude dame. Ik groet ze beleefd. Al snel wordt mij duidelijk dat de naam van de pittige dame Manda is en de man in haar gezelschap Kees. Ik schat Kees rond de 85 jaar, zij is wat jonger. Beiden worden voorzien van een kop koffie en de vraag of ze er een “kuukske” bij willen. Mijn spelletje “mens erger je niet” wordt ondersteund door het gesprek dat plaats vindt tussen Kees en Manda. Ik zit zoals gewoonlijk eerste rij, kan hun mimiek zien en geniet van hun gesprek dat een bijzondere wending krijgt.

“Ja” zegt Manda,” het benne eenzame dagen Kees, je moet er efkes door heen, ik wit ‘r alles van, voor alles is een eerste keer Kees”.

Kees roert in zijn kopje koffie en zwijgt.

“Bijna 60 jaar getrouwd hè Kees, das lang jongen, das een heule lange tijd”,begint Manda. “ Hoelang kennen we elkaar nou? Zeker al 56 jaar hè Kees, wat hebben we veul lol gehad met z’n viertjes. “ Ze glimlacht terwijl ze de laatste zin uitspreekt.

Kees doopt zijn koekje in de koffie, brengt het koekje naar zijn mond, een stuk van het koekje valt als een flats van een vogel op de grond. Ik raap het op met een tissue.

“Wit ge nog, Nel en ikke achter op de pakkendragers, en gullie maar fietsen zo begaaid als u was. Wa hebben we een leut gehad hè menuku! Jou Nel en mijne Frits dat ware gewoon lieverds, gewoon lieverds, kan er niks nie negatiefs over zeggen, of nie dan?”

Manda pakt haar koekje en legt het op het schoteltje van Kees, hij glimlacht.

Zij vervolgt haar gesprek: “Maar het blijft moeilijk, hè Kees, ge ligt alleen in oe bedje, niemand meer die tegen je aankruipt of oe hand vast houdt. Dat vind ik toch wel het moeilijkst Kees”, besluit Manda.

Beiden staren stil voor zich uit, ik zie tranen in hun ogen komen. Mijn hart draait om.

“Manda”, zegt Kees plots met een serieus gezicht, “menne hulp komt zo, wat dacht ge als ik nou ’s vraag of ze menne steunkousen uittrekt, zullen we dan samen het bed in duiken?”

Het gezicht van Manda spreekt boekdelen. In onvervalst Brabants zegt Manda dan ook : “maar Kees, hoe kunt ge dat zeggen, uwe Nel zit net warm in de pot en ge wilt met mij het bed in?”

“Getverderrie … wat zijt gij een vies menneke … bende gij nouw hellemoal gek geworre?”

Demonstratief staat Manda op, grist haar tas van de tafel en vertrekt, een verbouwereerde Kees achterlatend.

Kees staat aarzelend op en verdwijnt met rollator de gang in …

Oei, als dit maar niet het einde van deze vriendschap betekent, denk ik. Navraag de volgende dag zorgt voor een positief antwoord: ze zaten weer samen koffie te drinken en Manda had wederom het hoogste woord.

En wie weet gaan ze ooit toch nog het bed delen met elkaar, om die hand vast te houden of gewoon tegen elkaar aan te kruipen.


 

Yvonne Boeckx

Yvonne Boeckx

Yvonne Boeckx | Zaterdagcolumnist (2 wekelijks) | 8/2015 - 2/ 2020

2 Reacties

  1. Janneke
    2 februari 2019 at 23:58

    Affectie en gezelschap, zo belangrijk <3

  2. Marja Gerkema
    2 februari 2019 at 08:39

    Top weer!!!