column nr 248

Stelt u zich het volgende voor.

Een tijdje geleden is het nieuwe gezin komen wonen in de buurt. Een gemoedelijke buurt, waarin iedereen elkaar kent. Aanvankelijk hield het gezin zich op de vlakte en de rest van de straat wist niet precies wat voor mensen het waren. Ze kleedden zich anders dan de gemiddelde buurtbewoner, gedroegen zich op het oog anders en ze zochten niet zoveel contact. Dat moet anders kunnen, dacht een van de gezinnen uit de straat en ze organiseerden een verwelkomingsavond. Alle mensen van beide zijden van de straat werden uitgenodigd en ook dát gezin werd uitgenodigd.

En zo kwam die zaterdagavond. Iedereen was redelijk op tijd binnen, behalve degenen waarvoor de avond was georganiseerd. Alle gasten kenden elkaar goed en maakten er ondertussen een gezellig samenzijn van. Na de koffie met gebak, kwam de drank te voorschijn en ook de snacks deden de ronde. Hollandse muziek schalde uit de speakers. Kortom een gemoedelijk, doorsnee feestje waarop iedereen zich goed vermaakte, tot om 22:00 luid op het keukenraam werd gebonkt. “Doe effe open”, brulde een aantal mensen met luide stem, “We motten naar binnen, maar niemand ziet ons staan! En gauw een beetje!” Even was het stil en alle aanwezigen keken elkaar aan. Wat zou dat voor volk zijn?

Toen stapten zij binnen. Man, vrouw en twee puberzonen. De zonen liepen rechtstreeks naar de tafel met drank en snacks en deden zich brutaal tegoed aan al het gebodene. Zij was een vrouw met fel paars geverfd haar, liep op hoge stiletto hakken (pas op mijn parket!) gekleed in een minirok en een topje dat weinig te raden liet. Ze liep heupwiegend langs de aanwezige mannen en de achterste fluisterde grinnikend Cup F volgens mij. Haar man was helemaal in zwart leer gekleed, droeg zware laarzen met ruitersporen. Met luide stem trok hij de aandacht: “Goeieavond allemaal. Zijn jullie alvast begonnen zonder ons?” Hij keek er dreigend bij en tussen zijn broekriem was een pistool zichtbaar. Sommige vrouwen deinsden verschrikt achteruit en schuifelden achterwaarts richting de keuken. Hij nam plaats op de bank die nu toch onbezet was, liet zich onderuit zakken en plaatste zijn benen op de grenen salontafel (Oei, mijn tafelblad!). “Geef mij maar een biertje, Wacht doe er maar twee.” De gastheer kwam met een kratje aanzetten en de man rukte meteen de dop eraf met zijn gebit, waarin een aantal metalen tanden blonken. Hij zette het flesje aan zijn mond en boerde na iedere stevig slok. “Kom eens hier wijffie. Kom eens hier zitten naast mij op de bank. Kom maar bij papa.” Hij wenkte naar de leukste vrouw uit het gezelschap, die zich erg bedreigd voelde. Toen zij geen aanstalten maakte, stond hij op, pakte haar bij de polsen en trok haar naar de bank toe. “Hier, zitten. En snel een beetje!” Zij kromp ineen, voorbereid op het ergste. Ondertussen hadden de twee puberzonen in alle kasten lopen neuzen en zij hadden hun slag geslagen. “Mot je wat van mij?!”, siste de oudste van de twee tegen de gastheer, die omzichtig probeerde te redden wat er te redden viel. Hij staakte zijn poging en verstijfde van schrik.

De aanwezigen waren met stomheid geslagen, niemand protesteerde, niemand greep in. Niemand vroeg waarom zij dit deden. De situatie was erg vervreemdend, dystopisch bijna. Een Verfremdungseffekt van het zuiverste water. Een kwartier duurde deze situatie. Toen stond hij op, wenkte zijn familieleden en zij vertrokken weer even snel als dat zij gekomen waren. Met veel lawaai, deuren smijtend en overtuigd dat zij de hele wereld in hun zak hadden.

Hollands Fatsoen

Ik moest aan deze scène uit een film denken, toen ik onlangs met iemand sprak over hoe de gemiddelde Nederlander inmiddels denkt over medelanders die in hun ogen negatief opvallen in de Nederlandse maatschappij. Zij zien mensen die zich onttrekken aan het algemene patroon, eigen fatsoensnormen en waarden hanteren, minachting voor de inwoners hebben en die zich bij voorbaat agressief manifesteren als ‘ik word weggezet”.

Zwijgende meerderheid

Diezelfde Nederlanders gedragen zich ondertussen als de zwijgende aanwezigen op dat feestje. Niemand bood tegengas, niemand sprak de ‘índringers’ aan. Niemand trachtte de kloof te overbruggen. En zo werd dat gezin verder geïsoleerd, voelde zich nog meer weggezet. Ik zal u de details van de slotscène van de film besparen, maar kan u nog wel meegeven dat de man de camera inkeek en zei: “Hun verdiende loon, wie ons probeert uit te sluiten, zullen wij uitroeien”. De hemel kleurde ondertussen bloedrood en een bleke maansikkel vormde het laatste beeld. Einde film.

Jelle Ravestein

Jelle Ravestein

Columnist | Schrijver | Dichter | Mensenslijper | Aan de andere kant | Business Consultant | Filosoof | Spindoctor | Ethicus | Moralist | Ironicus | Satiricus | Sarcast | Zoeker | Cynicus |Mens | Relativist | Aan(dekaak)steller | Vrijdenker | Optimistische realist
■ ■ ■ ■ ■
■ SCHERP AAN DE WIND ZEILER
■ subtiliteit & humor tegen benauwde kaders
■ Wereldburger in een stadje met dorpse denkbeelden.
■ Dichters, schrijvers, cartoonisten en columnisten corrigeren? U heeft nog veel te leren!
■ If you can not stand the heat: get out of the kitchen
■ Democratie is ook maar een woord
■ Elke les is er één.
■ Schrijven is een kunst, lezen des te meer.
■ Ik ben niet anders, ik kijk anders naar de dingen.
■ ■ ■ ■ ■

1 Reactie

  1. Aad Rieken
    25 juni 2018 at 08:48

    “Je Hebt Mensen En Fietsbellen,
    Die Er Altijd Komen Rellen,
    Zich nooit Eens Komen Voorstellen,
    Maar Altijd Blijven Aanstellen!”