Klokslag elf uur. Het prille voorjaarszonnetje weerspiegelt in mijn kopje koffie. Geen cappuccino deze keer. Het grandcafé is gezellig druk maar niet overvol. Ik bestudeer de krantenkoppen en wil mij net in een achtergrondartikel verdiepen, als een ouder dame naar mij toekomt. Ze verplaatst zich moeizaam gesteund door een wandelstok naar en van de toiletten.
Ik had haar al een kwartiertje op afstand aangehoord en geobserveerd en het was mij opgevallen dat zij chique praat, zeg maar gerust bekakt. Dat is in groot contrast met haar kleding, die zeer gedateerd oogt. Kennelijk kijk ik iets te opvallend naar haar, want ze spreekt mij nu aan. Ze neemt plaats schuin tegenover mij en wenst mij een ‘goeden morgen’. Na wat algemene opmerkingen over en weer steekt ze plots van wal: “Meneer, u moest eens weten wat ik allemaal moet doorstaan”.
Ik kijk haar belangstellend aan en dat is voor haar genoeg om een verhaal af te steken.
“Ik was vroeger getrouwd met een dokter, maar die heeft mij laten zitten toen ik begon te kwakkelen met mijn gezondheid. Hij is van mij gescheiden. Nu zult u denken dat ik er een aardige alimentatie aan overhoudt, maar hij heeft het slim gespeeld. Meneer bleek al jaren bij een BV in dienst en ons toenmalige huis bleek eigendom van die BV. Door allerlei financiële constructies via Jersey heeft meneer goed voor zichzelf gezorgd.”
Ik ken dit soort verhalen en knik instemmend: “Ja, dat is niet fraai naar u toe. Hoe houdt u dan nu het hoofd boven water?“
“Ik schaam me er een beetje voor, maar weet u… ik heb nooit gewerkt na mijn studietijd.”
“We zijn getrouwd en ik bleef thuis, omdat wij snel aan kinderen wilden beginnen. Het is er bij één gebleven en die trok al vroeg naar het buitenland. Ik had een makkelijk leventje, totdat ik begon te kwakkelen. Van de een op de andere dag aan de kant gezet, het huis uit en nu huur ik al weer enige jaren een bescheiden benedenwoning. Het is klein, koud en er mankeert van alles aan. Omdat ik weinig geld heb, ga ik af en toe naar de Voedselbank. Ik moet wel, want andere instanties zien mij niet staan.”
Ze gaat verder: “Ik ging er op een gegeven moment geestelijk onderdoor en kwam bij Riagg Rijnmond terecht, maar dat is failliet. Dus daar val ik nu in een gat. Mijn heupen willen niet meer en ik sta nu al twee jaar op een wachtlijst. Het lijkt wel of ze mij zijn vergeten. U ziet dat ik met een wandelstok loop, een ‘krijgertje’ van een bejaarde buurman, maar dat is behelpen. Ik ben naar het ROG-plus gegaan voor hulpmiddelen als een rollator. Zegt dat mens achter de balie dat ik er niet voor in aanmerking kom zonder indicatie. Advies van mijn huisarts is niet voldoende. Meneer wat moet ik doen? Ik heb van alles geprobeerd. Overal nul op rekest. Die nieuwe WMO-wet biedt ook al geen soelaas. Het wordt alleen maar minder. De verzorgingsstaat? Ik zie hem niet meer.”
Ik probeer: “Heeft u wel thuishulp?”
Furieus reageert ze: “Thuishulp?! Ik kom in aanmerking voor 2 uur hulp per week en moet dan ook ook nog twintig euro bijdragen. Waar moet ik dat vandaan halen? Ik heb maar vijfenveertig euro per week om van te leven!”
Ze voert nog een tijd eenzijdig het gesprek en ik knik af en toe begrijpend.
Tegen het middaguur is ze uitgesproken. Ze bedankt mij voor mijn luisterend oor. Ik wens haar veel geluk toe, reken af en loop richting de Wip. Ondanks de zon is mijn humeur flink gedaald. Dus zover is de BV Nederland inmiddels gezonken.
1 Reactie
ALS JE BEGINT TE KWAKKELEN,
BEGINNEN ZIJ TE HAKKELEN.