Heb je het ook gehoord, afgelopen week? Dat gegil, bedoel ik. One Direction, dé band van dit moment, was even in Nederland. Het schijnt dat de (lees met Polygoonjournaalstem in gedachten:) “hysterie onder tienermeisjes” heftiger was dan ooit te voren. Die arme jongens, je zal maar wereldberoemd zijn.
Het is weekend en naar goed Hollands gebruik hangen we met de hele familie op de bank. Vijf paar ogen kijkt me glazig aan als ik bijna wild word wanneer míjn helden uit vervlogen tijden langskomen in een tv-promo. Er volgt een mini-cursus ‘Ken uw klassiekers’ waarin ik een poging doe de generatie One Direction bij te brengen dat er in het verleden een soortgelijke mega-populaire jongensband was, te weten Take That.
Als journaliste bij een meidenblad had ik in de jaren ’90 de eer de vijf toen net doorgebroken bandleden interviewen. Daar had ik eigenlijk helemaal geen zin in, want in mijn ogen waren het maar een stel omhoog gevallen blaaskaken. De avond voor het interview heb ik nog snel alle namen uit mijn hoofd zitten leren, om een niet ál te stomme indruk te maken. Maar wat zat ik er naast.
Met knikkende knieën kwam ik (en met mij menig collega) uit de interviewkamer in het sjieke American Hotel, waar de heren tijdens hun eerste verblijf in Nederland logeerden. De interviews bleken één groot charme-offensief: wát een leuke, relaxte mannen waren dit! Ik heb serieus geprobeerd professioneel te blijven en me niet te laten grijpen door de TT-manie, maar daar was geen beginnen aan.
Het bleef trouwens niet bij die ene keer, elke keer was Take That ontmoeten weer een feestje. Tot de heren besloten een punt achter hun gezamenlijke muzikale bezigheden te zetten. Met geblindeerde busjes werd een handjevol pers naar het Allerlaatste Interview Ever op Geheime Bestemming gebracht (het nog sjiekere Amstel Hotel. Een aantal jaren later volgde overigens een wederopstanding, maar dat wisten we toen nog niet.) Buiten hordes gillende meiden (die hadden natuurlijk toch de verblijfplaats van hun idolen weten te traceren, zoals dat echte fans betaamt.)
Daar stond ik dan, een traantje wegpinkend toen ik nog één keer met opnieuw knikkende knieën tussen de voor mij tot op de dag van vandaag leukste mannen van de popmuziek stond. Die natuurlijk altijd grootheden zouden blijven. Dacht ik.
“Ze waren dus… beroemd?” Mijn kinderen vinden het maar een raar idee, maar het roept meteen een andere vraag op: “Heb je nog meer bekende mensen geïnterviewd, mam?” Ik mompel een hele waslijst namen van sterren uit mijn tijd, maar bij niet één ervan gaat er een belletje rinkelen bij de onder-de-twintigers. Tsja, zo gaat dat dus met roem. Het ene moment kent de hele wereld je, even later worden er louter wenkbrauwen opgehaald bij het horen van je naam. Maar weet je, ergens lijkt mij dat een heel geruststellende gedachte.