We schrijven 1990. Sinds ik in 1987 mijn eigen bedrijf ben begonnen zijn werkweken van 70 uur geen uitzondering. Ik geef taaltrainingen aan bedrijven en mijn klanten zitten door het hele land. Als mijn Fred Flintstone auto het op een dag begeeft en ik ’s avonds van de trapleer val bij het indraaien van een nieuwe lamp zit ik ’s nachts te huilen. Terwijl het huis al uren slaapt, ben ik klaarwakker en vraag me af hoe het nu verder moet. Vrienden grijpen in en vier dagen later brengen ze me naar Schiphol. Bestemming Mexico.

Alleen de eerste paar dagen in Cancun zijn geregeld. Daarna zie ik wel. Dat is spannender. Na drie dagen strand ben ik uitgerust en wil op pad. Mexico City wordt afgeraden als vrouw alleen maar in de reisgids staan genoeg andere mooie plekken. Met een gehuurde jeep stuif ik op dag vier als Speedy Gonzalez het avontuur tegemoet.

Ik heb mijn zinnen gezet op het dorpje Uxmal en kom er ’s avonds laat aan omdat ik fout ben gereden. Als de zon hier ondergaat is het ineens stikdonker.

Ik ben op zoek naar een eettentje waar je volgens de reisgids geweest MOET zijn. Er tegenover zit een klein hotel en hoop er, na het eten, te kunnen overnachten. Alhoewel de straten nummers hebben in plaats van namen, wat in principe makkelijker zoeken is, kan ik het niet vinden. Ik blijf maar rondjes rijden en parkeer de jeep uiteindelijk moe en gefrustreerd bij de kathedraal. Ik weet dat ik dicht in de buurt ben. Met goede moed en veel honger rol ik mijn koffertje de auto uit en bind een zelfgemaakt tasje voor geld en paspoort onder mijn kleding op mijn buik.

Na vijf minuten lopen in het donker, zie ik een stuk of tien jongens op me afkomen. Leeftijd rond de 20 jaar. Bandanas om het hoofd, kettingen om hun middel. Ik slik en verdring de gedachte van moord of verkrachting. Ik steek mijn kin in de lucht, roep onhoorbaar de hulptroepen hierboven aan en visualiseer een gigantische engel die vóór me loopt. Het is doodstil. Alleen de wieltjes van de koffer maken een protesterend lawaai omdat ze de kasseien bevechten.

Dan staan we tegenover elkaar. Ik word besnuffeld, zoals een troep jonge honden dat met een nieuwkomer doet. Van één van hen voel ik de adem in mijn nek. Seconden duren minuten. Mijn benen zwabberen. Dan, opeens, creëren ze een opening in ‘de muur’ waar ik doorheen kan lopen. Intuïtief ga ik links en dan rechts de hoek om. Pas als ik de deur van het restaurant open, besef ik dat ik mijn bestemming heb bereikt.

Binnen neem ik plaats aan een tafel voor twee en bestel drie Margarita’s. De ober kijkt naar de deur, maar er komt niemand meer binnen, dus ik herhaal: ‘Uno, dos, tres’ en tik daarbij met mijn wijsvinger drie keer op tafel. Hij glimlacht.
Als ze arriveren sla ik ze achter elkaar naar binnen en vertel ‘el Patrón’ mijn verhaal. Hij loopt na het eten met me mee naar het hotelletje aan de overkant. Het is van zijn broer en ik krijg een mooie kamer.

Wanneer ik alweer goed een week aan het werk ben, rolt bij mijn vrienden de ansichtkaart uit Uxmal door de brievenbus. Op de voorkant staat de prachtige kathedraal. Op de achterkant de tekst:

‘Lekker rustig hier. Ik kom helemaal bij. Liefs, Paulette.’

 

 

Paulette Elens

Paulette Elens

Paulette Elens | Zondagcolumnist [ sept 2015 - sept 2016]

13 Reacties

  1. 11 april 2016 at 14:39

    Zo eindelijk tijd om je column te lezen….pfff zie het zo gebeuren en dat kan jij als avonturier overkomen hahaha ! wel heeeeel erg angstig maar gelukkig is er niets gebeurd maar het kan zomaar fout aflopen….alweer een super verhaal waar je zo als het ware bij bent ….engel op je schouder !!!!!!!

  2. Gerda Graafland
    11 april 2016 at 11:20

    het is weer een geweldig verhaal alsof ik naast je staat 🙂

  3. Aad Rieken
    10 april 2016 at 22:11

    Zonder Hulp Van Boven,
    Stoven Zij Uiteen.
    (Bij Het Zien Van Paulette)
    Vormden Zij Als Schoven,,
    Een Erehaag Meteen.