Ze draagt een rok, een lange en niet alleen op deze eerste warme vrijdag van het jaar. Ik heb mijn benen gestrekt en vlak bij huis raken we aan de praat. De zon biedt een dankbare opening, maar al snel ontrolt zich iets van een levensverhaal.
Zo snapt ze niet dat hier en nu zo moeilijk gedaan wordt over het samenleven van verschillende culturen. Als kind in Suriname wist ze niet beter. Javanen, Hindoestanen, creolen, indianen en chinezen, ze leefden niet alleen maar naast elkaar, maar ook met elkaar. Niemand had het over integratie, men deed het gewoon, heel natuurlijk. Terwijl deze bijzondere bevolkingsmix niet natuurlijk was ontstaan, maar nadrukkelijk door Nederlandse bemoeienis gestempeld was.
Toen de slavernij eindelijk werd afgeschaft in 1863 en de creolen vrij waren om een eigen bestaan op te bouwen, werden de contractarbeiders uit Java en India geïmporteerd. Ik wist het nog wel ongeveer van school, maar in een paar minuten werd mijn kennis van onze Vaderlandse geschiedenis overzee aardig opgefrist.
Ze had ooit naar de Verenigde Staten willen gaan, maar kwam als kleurling op een wachtlijst. En toen de vergunning eindelijk kwam, ging die vergezeld van de dwingende mededeling in welk getto ze mocht gaan wonen. The American Dream viel in duigen. Ze bleef hier, ook al heeft ze nooit echt kunnen wennen aan de kou. Of ze nooit overwogen heeft om terug te gaan, vraag ik. Dat heeft ze en ze is ook wel een keer terug geweest, maar het is toch nooit meer hetzelfde.
“Je vindt er niks meer van vroeger. En hier in Nederland wonen mijn kinderen, mijn familie, ligt mijn man begraven.”
Dan komt ze terug op die multiculti-zaken en vertelt wat ze zelf pas nog meemaakte. Ze stond bij de kassa in een supermarkt en de kassière gaf haar teveel wisselgeld terug. Ze maakte haar daar op attent en gaf het terug. Op dat moment maakte iemand achter in de rij een opmerking: “Zo, er zijn dus toch ook nog eerlijke buitenlanders.”
Terwijl ik haar verhaal aan hoor, schaam ik plaatsvervangend de oren van mijn kaaskop. Hoe kan je zoiets nu zeggen? Zelfs als je het niet kwaad bedoelt, dan nog. Ik vraag hoe ze gereageerd heeft.
“Ik heb niets gezegd, maar wel gekeken. En haar daarna de rug toegekeerd en ben weggelopen. Het heeft geen zin om daar boos over te worden. Ik zie het gewoon als een domme opmerking.”
Daar moet je dan al vijfenveertig jaar voor in Nederland wonen. Om dan nog steeds voor buitenlander te worden uitgemaakt. En dan ook nog eens op zo’n misselijke manier. Ik vind het bijzonder dat ze hier zo rustig op reageerde en het van haar smalle schouders af laat glijden. We hechten het gesprek af en gracieus draait ze zich om nog wat te genieten van de bleke Hollandse zon die op iedereen hetzelfde neerschijnt.
Gerrit van Dijk
2 Reacties
Leny Creator Spiritus!
Tja…zo kan het ook en zij is een mooi voorbeeld. Goed voorbeeld doet goed volgen. Ook zij zal vaak huilen als het tegenovergestelde gedrag gepresenteerd wordt.