De lentezon schijnt uitbundig
haar warmte en licht
over knoppen en bollen,
die, eerst nog potdicht,
nu uit hun voegen
barsten van genoegen.

Deze zin vloog afgelopen week spontaan uit mijn pen. Geïnspireerd natuurlijk door het feit dat ik het zelf zo heerlijk vind om de lentezon weer op mijn bolletje te voelen. Wie heeft er nu geen lentekriebels en barst niet uit zijn voegen van genoegen bij het voelen van de milde lentewarmte? De narcissen trompetteren het uit. De donzige katjes spinnen van genoegen aan de wilgen. De pasgeboren lammetjes springen een gat in de lucht. Een vrolijk gedichtje lijkt zomaar uit mijn pen te vliegen. En wat te denken dan van die lompe, sullige koeien. Het is alsof ze een metamorfose hebben ondergaan, als zij voor het eerst, na een lange winter in de stal, de wei weer in mogen. In één klap schudden zij hun suf imago af en dartelen en dansen naar hartenlust het avontuur tegemoet. Zélfs zij zijn besmet met de lentekolder.

Mijn moeder had er ook altijd last van. Maar dan weer anders. Op de één of andere manier moest en zou in het voorjaar het hele huis op zijn kop. Niets was er veilig voor haar spons, emmer en sop. O, wat had ik als kind een hekel aan die grote schoonmaak van haar. Maar het hoorde nu eenmaal zo. Iedereen deed Het in het voorjaar: de buurvrouw, de overbuurvrouw. Stel je voor dat jouw ramen niet zo blinkend, jouw straatje voor de voordeur minder schoon was…

De straatjes op het Damplein zijn wellicht mede versleten door al die boenbeurten van De Club van Vlijtige Huisvrouwen. Hollandse properheid ten top en het werd van generatie op generatie doorgegeven. Maar dat zou mij niet gebeuren, had ik me van kinds-af-aan al voorgenomen. Wat een kolder! Ik zou dit vreemde ritueel wel eens doorbreken!

Buiten snuif ik nog eens diep de lentegeur in, alsof ik mijn hele lichaam er van wil laten doordringen. In huis koester ik me behaaglijk in de stralen van de zon die zo hartverwarmend binnendringen. Hoewel… hartverwarmend? De zon schijnt eigenlijk best genadeloos en benadrukt pas goed hoe vies mijn ramen zijn. Hoe lang is het geleden dat daar een zeem overheen is gegaan? Toen er destijds steeds regen werd voorspeld, vond ik het verspilde moeite dit karweitje aan te pakken. Maar nu het zonnetje schijnt, heb ik geen enkel excuus meer.

Terwijl ik daar, al neuriënd, sta te soppen, realiseer ik me dat ik me zowaar moeiteloos bij De Club van Vlijtige Huisvrouwen had kunnen aansluiten; er is maar bitter weinig van mijn ritueel-doorbrekend-voornemen terechtgekomen. Blijkbaar zit er diepgeworteld in mijn genen – net als bij de bolletjes in de grond – een onuitroeibare kiem van die lentekolder, die sluimerend heeft gewacht op de juiste conditie om los te barsten.

Tja, en als dat gebeurt, is er echt geen kruid tegen gewassen.

Irma Moekestorm

Irma Moekestorm

Irma Moekestorm

Woensdagcolumnist | Schrijver | Dichter bij www.knipoog.nu

5 Reacties

  1. Ineke
    2 april 2014 at 20:24

    Goed hoor Irma!!!

  2. Jan Buijsse
    2 april 2014 at 18:50

    In mijn tijd had je naast de voorjaarsschoonmaak ook nog de uithaal in het najaar. Dus Irma je familie staat nog iets te wachten.

    • 2 april 2014 at 19:31

      Ik heb tot nu toe nog geen last gehad van najaarskriebels. Hopelijk zitten die niet in mijn genen geworteld, Jan! 🙂

  3. Wim Boekestijn
    2 april 2014 at 10:45

    Hij is weer goed, leuk en vermakelijk. Ga zo door meis!!

    • 2 april 2014 at 20:11

      Dank je, Wim, zo’n fijn leespubliek geeft extra stimulans!