Ik stap halverwege de middag het grandcafé binnen en wil op mijn vaste plek aan de lange tafel gaan zitten, maar daar zit al iemand. Tegen het zonlicht in dat fel achter hem schijnt, zie ik niet goed wie het is. Het is zo te zien een man die volledig in het wit gekleed is, hij heeft vrij lang haar en een baard. Hij nodigt mij vriendelijk uit tegenover hem te gaan zitten.
Zijn blik lijkt dwingend, hoewel het niet meevalt om hem recht in het gezicht te kijken. Daarom knijp ik mijn ogen bijna dicht. Ik bedank hem voor zijn uitnodiging. Hij vraagt mij of ik ook een glas wil drinken van hem. Er staat een fles rode wijn voor hem. Ik was eigenlijk van plan een cappuccino te nemen, maar goed een wijntje op dit uur kan ook. Nu ben ik meer van de witte wijn, maar ik vind dat ik zoveel gastvrijheid niet mag weigeren. Ik ben een vreemde voor hem, dus hij kan mij en mijn voorkeuren niet kennen. Ik denk bij mijzelf ‘Laat ik in Godsnaam dan maar één glas nemen’.
“Precies”, zegt hij. “En u weet zeker, dat u niet wat anders wilde bestellen, toch?”
Betrapt. “Nee, heus ik vind wijn lekker”, werp ik tegen, terwijl ik voel dat ik een rood hoofd krijg. Hopelijk denk hij dat het komt door de zon die mij ongenadig in het gezicht schijnt. Ik knijp nog eens demonstratief met mijn ogen. Het blijft lastig hem aan te kijken. Ik zie dat hij met zijn armen op tafel leunt met zijn handen samengevouwen.
Nadat hij het glas – dat kennelijk al klaarstond – heeft vol geschonken, vraagt hij: “Mag ik u iets persoonlijks vragen?
“Natuurlijk, vraagt u maar, ik ben een open boek, ik heb geen geheimen”.
Zijn reactie brengt mij van mijn stuk: “Bent u een open boek of doet u maar alsof?”
Die directe reactie zag ik niet aankomen. Dat is alweer een rood hoofd. Hij gaat onverstoord verder: “Dat weten we dan. Wat ik u feitelijk wil vragen, is maar één ding. Weet u waarom de mensen zoveel onenigheid hebben dat het tot ruzie, misdaad, doodslag en oorlog leidt?”
Ik krab mij op mijn achterhoofd en tracht hem nu direct in de ogen te kijken, maar het lukt niet. Is het de zon? Waarom kan ik hem niet rechtstreeks aankijken?
“U stelt mij wel een vraag van wereldformaat. Ik kan dat zo niet direct overzien. Het is best complex. Als de hoge heren er al niet uitkomen…”, probeer ik ontwijkend te reageren.
“U probeert er omheen te praten.”
“Nee hoor”, antwoord ik haastig en weer krijg ik een rood hoofd. Dat is drie keer.
“Weet u dat het helemaal niet moeilijk is? Het is zelfs kinderlijk eenvoudig! Kent u uw naaste buren, ziet u regelmatig uw naaste familieleden? Geeft u om hen en nog belangrijker: vergeeft u hen de fouten die ze maken? Als u van de mens houdt, dan straalt u dat uit. Een beetje zoals ik. Het begint allemaal in het klein en dan plant het zich voort in het groot. Als u mijn voorbeeld volgt, zult u merken dat u heel anders naar de wereld kijkt. Houden van en vergeven. Zo eenvoudig is het.”
Ik weet niet of het door de wijn komt, die ik tijdens zijn betoog te haastig dronk. Het duizelt mij een beetje. En nog steeds kan ik hem niet goed onderscheiden. Wie is dit toch?
Hij zegt: “U kent mij niet, maar u zult daar spoedig achter komen. Ik hoor graag van u tegen de tijd dat u het allemaal door heeft. U zult anders in het leven staan”. Dan verlaat hij het grandcafé en ik zie hem richting de Wip lopen. Voor het eerst zie ik hem in volle gedaante. Hij straalt met zijn houding rust en autoriteit uit. In de felle zon is zijn witte kleding bijna oogverblindend.
‘Wie is dat toch?’ schiet er door mijn hoofd. Hij lijkt mijn gedachten te kunnen lezen, draait zich om en laat zijn handen zien. Dan is hij ineens verdwenen. Maar… maar… dat is… dat was… of droom ik?
4 Reacties
God’s Gloeiende Godsdienstles!
JESUS?, Wat Een Kapsones!
droom jij wel eens Aad? 🙂
WIT Is De Kleur Van,
Hoop,Rouw en Dood.
Van De Echte Liefde,
Is De Hoofdkleur ROOD.