Dan is-tie toch aangebroken: de week waarvan je wist dat-ie zou komen. Veel later dan andere jaren, een maand of twee wel te verstaan. De week van de Cito. Met mijn jongste in groep acht weet ik er ‘alles’ van.

Vorige maand hebben we hem al ingeschreven op zijn nieuwe school en vorige week kregen we de bevestiging dat hij is toegelaten. Zonder uitslag van de Cito dus en daarom voelt deze toetsweek een beetje als Mosterd na de Maaltijd.

De druk is in ieder geval grotendeels van de ketel. Hij weet dat hij straks, wat de uitslag ook zal zijn, toch wel naar zijn nieuwe school mag. Dat geeft een stuk ontspanning. De leerkrachten hebben mijn kind al die jaren kunnen observeren en beoordelen en wij hem ook. Beiden hadden we geen twijfel over zijn kunnen. Daarnaast: een kind is zoveel meer dan je kunt vatten in kille scores en dat maakt hem/haar juist uniek.

Gelukkig blijft het Citogebeuren toch nog een echt groep-acht-dingetje. Het hoort er immers echt bij. Elk jaar heeft hij de bekende bordjes in de gang van de school zien hangen: Stilte, Cito! Dat maakt het extra spannend en geheimzinnig. Als je de Cito moet maken, dan ben je heel wat. Dan ben je groot, dan kijkt de hele school naar je op, dan mag je bijna naar een andere school. Ik kijk hem na als hij naar school gaat om zijn toets te maken, mijn kleine, grote man, fluitend als altijd. Nu is híj bijna klaar voor de grote oversteek van de Basis naar de Middelbare.

Dat doet mij denken aan een heel andere oversteek. De beelden die deze week terecht alle andere nieuwsfeiten naar de achtergrond dringen, projecteren zich op mijn netvlies. Mannen, vrouwen, kinderen die uit pure angst hun land ontvluchten en de grote oversteek wagen zonder vooraf uitgestippelde route, zonder echt doel. Vluchtelingen, die denken dat ze veilig zijn zodra ze maar op een ‘boot’ zitten. Die niet weten dat  het gevaar dan niet stopt, juist niet. Storm, propvolle boten, mensenhandel, honger, geweld. Hoeveel hebben het niet gered? Unieke mensen, stuk voor stuk, die geen enkele kans hebben gehad. Niet in hun land, niet onderweg.

Dat doet mij weer beseffen dat  ik heel dankbaar mag zijn dat de route van mijn kind, van elk kind, in het veilige Nederland zo weloverwogen wordt uitgestippeld. Terwijl…  even verderop veel jongere kinderen,  door de situatie gedwongen, heel snel volwassen moeten worden.  Tegelijk doet het mij intens beschamen dat het zo’n enorm probleem blijkt om hen de helpende hand toe te steken. Komt er voor hen, die de oversteek wel overleefden, ooit een kans op een beter bestaan?

Irma Moekestorm

Irma Moekestorm

Woensdagcolumnist | Schrijver | Dichter bij www.knipoog.nu

3 Reacties

  1. 22 april 2015 at 13:39

    Heel mooi, ik herken je gevoelens van schaamte voor wat er allemaal gebeurt. Het liefst zou ik er zelf heen gaan om te helpen, maar aan de andere kant: wat een zegen om in Nederland te mogen wonen!

  2. Martine
    22 april 2015 at 10:48

    Mooi Irma!

  3. 22 april 2015 at 07:16

    Wat een goede column. Je heb deze twee belangrijke feiten van deze week mooi met elkaar verbonden. Waarin een klein mens groot wordt en waarin de grote mensen klein blijken.