Ik heb op zaterdag de hele dag thuis zitten werken: analyses en af en toe ook nog wat voor maassluis.nu. Kortom een hoofd dat omloopt van informatie. Dan komt de vrouw des huizes thuis rond half zes: “Kun jij nog even snel een boodschapje doen?”
“Huh, wat?! Oh ,eh… goed.”
(1) Ze somt drie dingen op (paella, eieren en yoghurt) maar het komt niet allemaal binnen in het denkhoofd. Ze stopt mij drie briefjes van vijf toe die ik gedachteloos in mijn broekzak stop.
(2) Ik roep: “Ho maar, meer kan ik niet onthouden”. Ik ken mijzelf.
(3) Het loopt tegen zes, dus ik vlieg zonder erbij na te denken de deur uit.
(4) Vijf minuten laten moet ik haar vanuit de supermarkt bellen want ik weet nog maar twee dingen. Mijn hoofd is overvol. Gelukkig weet zij het ook niet meteen. “O ja eieren en doe dan ook gelijk maar even een paar blikjes Radler”.
(5) Tot zo ver OK. Op naar de Paella. Ik ben bijna bij het vriesvak waar ik hem vermoed, maar vind hem niet.
(6) Daarom loop ik maar naar de andere zijde, waar ik tevergeefs speur. Niet getreurd. De filiaalmanager, een leuke blonde meid, staat vlakbij en ze wijst vriendelijk naar het betreffende vak aan de andere zijde, waar ik ongeveer gestopt was met zoeken…
(7) Ik zeg schaapachtig lachend: “Het is net als met de rijen bij de kassa; ik kies altijd de verkeerd kant. Ze moeten mij ook niet om een boodschap sturen. Bedankt voor je hulp!” En ik denk erbij: al helemaal niet als ik niet weet hoe het eruit ziet.
(8) Aangekomen bij het vak staar ik hulpeloos naar pakken bami goreng en daarom roep ik haar hulp nog maar eens is. Ze is uiterst behulpzaam, loopt naar mij toe en wederom lachend tilt ze een paar pakken bami op en zegt triomfantelijk: “Er liggen meerdere producten bij elkaar.” Ik verdenk haar ervan dat ze stiekem denkt: “Mannen…”, maar haar lach lijkt oprecht. Lijkt.
(9) Met mijn mandje met boodschappen loop ik naar een kassa waar een kassière bezig is met inchecken. Dacht ik. Niet dus: ze is aan het afsluiten.
(10) Ik schuif aan in de rij van de kassa die wel open is. Ik pak alvast het geld uit mijn broekzak. Ik heb een bloedhekel aan geld los in mijn zak, geef mij maar een portemonnee, maar goed ik doe het ermee. Mijn vrouw had die drie briefjes van vijf meegegeven en ik wil ze vast gereed houden. Crisis! Ik heb er maar twee. Verloren?! Waar? Te laat! Een man achter mij staat erbij met een gezicht van de geboren onschuld.
(11) Ik kijk hulpeloos rond en denk: “Dan maar een vijfje uit eigen portemonnee erbij. Ik laat mij niet kennen en ik wil geen ruzie thuis.”
(12) Tot mijn verbazing zie ik ineens pal achter mij toch een vijfje liggen, ongeveer tussen de voeten van voornoemde meneer. Het is niet Hans Kazan, dus hij zal er niet mee hebben staan goochelen. Geen idee wat er is gebeurd, maar dolgelukkig pak ik het op en reken af. Exact 10 euro.
Terwijl ik naar buiten loop, denk ik even terug aan mijn jeugd waarin mijn moeder mij regelmatig op woensdag – gehaktdag – naar de slager stuurde. Deze woonde vijf minuten verder op en in mijn hoofd slaagde ik er meestal binnen die tijd in om ‘1 pond half-om-half’ op wonderbaarlijke wijze te transformeren in ‘1,5 pond rundergehakt”.
Ik kán dat. Maar een slager kan dat niet. Ben ik toch nog ergens goed in. Slechts in mijn hoofd dat dan weer wel. En zo ben ik al die jaren gebleven.
Thuisgekomen zegt mijn vrouw: “Zo dat heb je vlot gedaan.” Ik laat haar in die waan.
1 Reactie
”BOOD-SCH(R)APPEN”