15 juli 2015. De gedachten gingen een momentje terug naar 1971. 15 Juli 1971 vertrok een contingent Nederlandse militairen richten onze voormalige kolonie Suriname.
Ik was er daar één van. Reeds bij de keuring in Delft, die aantoonde dat ik geestelijke en lichamelijk in staat was om met ere en verve Hare Majesteitswapenrok te dragen, vulde ik op een formulier mijn drie voorkeuren in. Voorkeur 1 t/m 3 was voor mij TRIS. Troepen Macht In Suriname. Deze voorkeur werd gevoed door een plaatsgenoot die zijn dienstplicht in het overzeese gebiedsdeel had doorgebracht en daar kleurrijk over kon vertellen en deels door mijn vooroordeel dat dienstplicht in Nederland voornamelijk bestond uit het graven van schuttersputjes op de Mokerheide. En dat bij 12 graden vorst.
Zo “monsterden” plusminus 70 dienstplichtigen, geheel vrijwillig, aan op de Prins der Nederlanden om in drie weken de oversteek te maken naar Zuid Amerika. Die vrijwilligheid was voor de sergeant der eerste klasse Schultz een reden om ons vooral in het begin te onderwerpen aan een ijzeren discipline en fysieke ongemakken onder het motto: “Jullie zijn hier vrijwillig en je hebt recht op ontbering”
Ruim een jaar verbleven wij in Suriname waar wij vrede en veiligheid brachten. Wij hielden de sergeant Bouterse in het gareel, hij was in die tijd sportinstructeur maar was wellicht in gedachten al bezig met zijn toekomst als machthebber van dat tropische paradijs. Wij deden dit alles voor een hongerloontje want waar soldaten in Duitsland een buitenlandse toelage kregen, wij niet. Suriname was geen buitenland.
Op de terugweg op de Oranje Nassau, het zusterschip van de Prins der Nederlanden, voelden wij ons echter de veteranen van de TRIS en dachten met weemoed terug aan mooie tijden, minder mooie tijden. De omgang met de bewoners van Suriname en de manier waarop wij als eerste gemengde compagnie een jaar lang waren opgetrokken, voeden de herinnering.
Dit soort herinneringen kwamen boven toen ik deze week bij de Maassluise veteranendag even aanschoof bij de vele “oudjes” die voor volk en vaderland waren uitgezonden, naar delen van de wereld waar WIJ, Nederland, het destijds nodig vonden om onze “eigendommen” veilig te stellen. Deze mannen deden dit in veel gevallen niet vrijwillig, zij werden gestuurd. Dan is het jammer dat jaren later deze missies in een geheel ander daglicht zijn komen te staan. Een daglicht waar deze mannen geen invloed op hadden. Natuurlijk zijn er dingen gebeurd tijdens politionele acties die je de wenkbrauwen doen fronsen. Maar dat kun je de veteranen die bij mij aan tafel zaten niet kwalijk nemen. Door de bril van de 21ste eeuw ziet alles er anders uit. In het TV programma “de IJzeren eeuw” hebben we voorbeelden gezien van de acties die door Generaal van Heutz werden bevolen. Van Heutz werd als een held binnengehaald en kreeg een staatsbegrafenis inclusief praalgraf. Het graf is inmiddels weggemoffeld naar een hoekje van de begraafplaats. Het kan verkeren.
Ik geniet van de verhalen van de Maassluise veteranen, die natuurlijk door de jaren heen mooier en gekleurder worden. Helaas worden de daden van de lichting 71-3 in Suriname niet dusdanig erkend dat wij in aanmerking kwamen voor de titel veteraan met bijbehorende versierselen. Maar gelukkig hebben we de foto’s nog en de wetenschap dat pas na ons vertrek Suriname in een soort slagveld veranderde.
1 Reactie
”IN-DER-D-AAD”
Na twee en zestig een,
stort Nederland in diep geween
Sinds een en zeventig drie,
heeft Aad Het onder de knie.
Als hij de dienst verlaat,
stijgt ’t zuur in name tot kwaad.