Er zijn weinig dingen die me blijer maken dan dat eerste gevoel van voorjaar. Die flinterdunne zonnestralen, de lucht die net een tikkie anders ruikt. Oeh, zalig! Op het moment dat ik dan ook iets bespeur wat op lente lijkt, moet ik los. Ik stuur een paar kinderen naar buiten (“Hup, het is vóórjaar, ga ervan genieten!”) en begin kasten uit te mesten. Terwijl ik als een blij ei door mijn huis stuiter, zie ik dat een pimpelmeesstel één van de nestkastjes aan onze schutting heeft uitverkoren om hun nestje in te bouwen. Aaah!

Er hangen er zes, van die kastjes. Eigenlijk voor de sier, want hoogstpersoonlijk door mijn kinderen in elkaar getimmerd op school en verschillende kinderfeestjes en ja, je moet er toch íets mee. Maar dat boeit onze mezen in het minst. Wekenlang zagen we het geel-blauwe stel al heen en weer vliegen. De huisjes werden stuk voor stuk gekeurd en ook de verschillende aanvliegroutes zijn tot in detail doorgenomen. Uiteindelijk heeft het kastje het dichtst bij het ons huis het gewonnen. De infrastructuur rondom is dan ook subliem: boom-van-de-buurman, schutting, nog een keer schutting, boompje in onze tuin, huis. Vader en moeder in spé zijn druk in de weer met het in orde maken van het nest. Telkens komen ze aan met piepkleine sprietjes van het een of ander, waarmee ze via genoemde route naar hun huisje vliegen. Soms is de buit in hun snaveltje te groot en kunnen ze niet in één keer door het kleine, ronde gat naar binnen. Dan volgt een herhaling van de hele route en over het algemeen lukt het de tweede keer wel. Kostelijk om te zien en dat gewoon vanuit mijn eigen woonkamer.

Dan gaat de voordeur open en hoor ik mijn jongste zoon thuis komen. “Mam?” klinkt het vanuit de gang. “Kun je even komen?” Die vraag belooft over het algemeen niet veel goeds. En inderdaad: bijna onherkenbaar staat hij voor m´n neus. “We hebben gepolderd,” verklaart hij terwijl hij zijn blik over zijn besmeurde schoenen, broek en jas laat glijden. “En een beetje met koeienpoep gegooid.” Dat is niet alleen te zien, maar vooral te ruiken. “Wie gooit er nou met poep?” krijs ik ongelovig. Mijn zoon haalt zijn schouders op. Het zal de lente wel zijn, de kolder in de kop. Na vier wasbeurten stinken de schoenen nog steeds.

Die heerlijke lucht van voorjaar, maar dan toch net een beetje anders.

Jacqueline Bouwmeester

Jacqueline Bouwmeester

journalist | schrijver | moeder van vijf | jacquelinebouwmeester.nl | lifewith5.nl

4 Reacties

  1. Aad Rieken
    20 maart 2016 at 22:25

    ”KOM MAAR VOORJAAR!”

    Jouw Lente-Kriebel Babbeltje,
    Dat Leidt Mij Tot Dit Krabbeltje!

    Zonder Sneeuw En IJs,
    Naar Ons Toegestuurd.
    Heeft De Winter Al,
    Veel Te Lang Geduurd!

    ”HOERA HET IS LENTE!”

  2. 20 maart 2016 at 17:11

    O geweldig, Jacq! Wat was het erg hè? Ik dacht dat ik de enige ‘zeurmoeder’ was 😉

    • Jacqueline Bouwmeester
      20 maart 2016 at 23:18

      Haha, nee, had het ook erg met jullie te doen… Die lúcht!

  3. Aad Rieken
    20 maart 2016 at 09:34

    ”Tijdens Polder Kolder,
    Slaat ‘Ie In Op Zolder!”
    (bovensteverdiepingmens)