Column 208
Ik kan me voorstellen dat schrijvers die een verhaal helemaal zelf bedenken, vast kunnen lopen. En dan: Help een schrijfblokkade!
Dat speelt niet bij mij. Bij mij moet je eerder de rem erop zetten dan de woorden eruit trekken. Enerzijds is dat best prettig. Ik hoor wat dat betreft meer bij de andere helft van de mensheid die voor communicatie dagelijks veel woorden gebruikt. De ‘geleerden’ zijn het qua aantal niet helemaal met elkaar eens. Google maar eens op “vrouwen aantal woorden”, maar dat het een verhouding van minstens drie op een is, daar kijk ik niet gek van op.
Het zegt niet alles over de kwaliteit van de conversatie, maar gemiddeld genomen, weten vrouwen onderwerpen beter tot een einde te brengen dan de Cromanion waarmee ze getrouwd zijn. Die houdt het meestal bij een ‘ehuh’ ’tuurlijk’ of ‘is goed’. Lekker binair maar de diepgang is ver te zoeken.
Dat is meteen de tragiek van alle communicatie van mannen: ze zijn kort van stof en ook nog eens kort van memorie. Wat dat laatste betreft sluit ik mijzelf niet uit. Ik heb een geheugen dat meer dan gemiddeld werkt, maar dan moet ik wel enige mate van belang bij, urgentiebeleving over en relatie tot het onderwerp hebben. Daar gaat het bij mij nog wel eens mis. Ik heb mijn eigen prioriteiten en belangen en die sporen niet altijd met die van vrouwlief. Daar komen we nooit uit, maar het houdt mijn gemiddelde aan woorden per dag wel op niveau. Hoewel ‘wij hebben woorden’ een betere uitdrukking lijkt …
Als ik word geraakt door een onderwerp heb ik er vaak ook een mening over. Los van de eeuwige discussie of die mening op feiten is gebaseerd, probeer ik wel altijd beide kanten van een zaak te zien. Hoe meer men zwart roept, des te meer zul je mij wit horen uitleggen. Er zijn namelijk altijd twee kanten. En is er een underdog, dan vindt deze mij aan zijn zijde. Wat dan aangaat ben ik een moderne Robin Hood.
Ik zit dus niet om een woordje verlegen. Dat is best opvallend als ik terugkijk op de eerste 15 jaar van mijn leven. Op verjaardagen vond je mij ”met een boekje in een hoekje”. Op school vond ik opstellen de grootste straf, Nederlandse literatuur onbegrijpelijk en ik luisterde wel, maar sprak niet zo veel in vergelijking met leeftijdgenoten. Achteraf – en soms nog wel – was ik net Oskar de hoofdfiguur uit het boek Die Blechtrommelvan Günther Grass. Alleen krijs ik niet zoals hij, toch?
Waarom deel ik dit met jullie? Dat is de schuld van – of is het: dat is te danken aan? – Liesbeth. Ook zij zit niet verlegen om een woordje en weet er altijd wel een column uit te persen, last minute vlak voor een deadline. Zij kan dat, alleen vandaag dus even niet. Soms heeft een mens te maken met te veel overmacht.
Daarom is het maar goed dat ik niet om een woordje verlegen zit. Het is tenslotte vrijdagavond na middernacht als zij mij vraagt om met haar te ruilen.
Ik verwacht natuurlijk wel weer een knallende column van haar en deze keer dus op maandag. Zij kan dat, maar of ze dat ook doet, weten we pas over twee dagen…
PS
01:15 Er klinkt een roep vanuit de echtelijke sponde, jullie zullen het moeten doen met dit verhaal.
1 Reactie
ja, best.