“Leven, dat is wat ik hem wil leren.”
Rousseau, 1762, Émile ou de l’education
Vroeger, héél vroeger, bestond de kindertijd zoals we die nu kennen niet. De pubertijd al helemaal niet. Kinderen werden als mini-volwassenen beschouwd en moesten in feite zo snel mogelijk zelfredzaam worden en bijdragen in het verdienen van de kost. Emoties kwamen rond 1800 het privé-leven in door de romantische revolutie. Voorheen waren onderlinge relaties vooral verstandelijk en functioneel; daarna kwamen meer genegenheid en huiselijkheid in het leven van alledag. Die ontwikkeling zet zich nog steeds langzaam maar zeker voort. Denkt u zelf maar eens aan eigen jeugd of jeugd van ouders; de manier waarop we tegenwoordig ruimte geven aan gevoelens en beleving is sterk veranderd in de laatste zegge vijftig jaar alleen al!
Meneer Fröbel
De eerste die een omgeving creëerde die kindgericht was, de kindertuin, was meneer Fröbel, één van mijn helden. Die ontwierp als eerste ontwikkelmaterialen voor kleuters, zoals het leggen van mozaïeken (vormendozen!). Hij stelde dat de ontwikkeling van kinderen vanzelf op gang kwam en dat dit niet kon worden afgedwongen. Het vrije spel, dát vond hij essentieel.
Tegenwoordig kennen we het woord fröbelen nog als synoniem voor knutselen. U weet nu waarom. Altijd leuk voor een verjaardag. U kunt nu helemaal de blits maken!
In die tijd was dat nogal opzienbarend, die kindertuin (later Fröbelscholen). Het is in feite de voorloper geweest van de hedendaagse kinderdagverblijven en kleuterscholen. Tot ver in de 19e eeuw werden kinderen nog veel ingezet om mee te werken met hun ouders om de kost te verdienen. Hup, aan ’t werk, jij!
Ene meester Lalleman (Wat sneu als je zo heet. Zou ie vaak dronken zijn geweest?) schreef er als eerste schande van: “Het mag niet langer geduld worden dat de vijf- of zesjarige knaap reeds voortgedreven wordt om zijn brood te verdienen, terwijl hem in dat tijdperk alles onthouden wordt wat hem later tot een nuttig lid der maatschappij en kerk zou kunnen verheffen.”
Die 19e eeuw heeft opvoedkundig gezien nogal wat beweging gekend! In die tijd werden arme gezinnen (dat was toen nog redelijk nieuw) ondersteund met als doel zelfstandigheid. De kritiek dat al die zorg tot apathie en hulpeloosheid zou leiden, kennen we nu ook nog. Teveel hulp en begeleiding zou lui maken.
Geitenwollen sokken praat
Gaandeweg, met dank ook aan het Humanisme, professionaliseerde het onderwijs en de jeugdzorg zich. Beroepsmatige omgang met kinderen vereiste voortaan een diploma. Vooral voor mannen overigens, want het werd als niet-wenselijk beschouwd dat vrouwen lesgaven aan jongens. Mijn feministisch hart doet een beetje pijn om het te melden.
Allerlei speciale voorzieningen voor kinderen ontplooiden zich. Mijns inziens is dat trouwens een tikkie doorgeslagen tegenwoordig. Ik ben niet voor niks de jeugdhulpverlening uitgestapt; al die ‘geitenwollen sokken’praat is niks voor mij.
In de loop der tijd hebben diverse hulpvormen de revue gepasseerd. Van tehuizen voor baby’s van ongehuwde moeders, Gezinsoorden en heropvoedtehuizen. In 1901 opende het eerste Consultatiebureau voor Zuigelingen en in de dertiger jaren werden lessen gegeven aan moeders in het moederschap (Moeder- en bakercursus). Onlangs werden opnieuw verplichte opvoedlessen voor aankomende ouders geopperd. Niks nieuws dus.
Burgemeesterswijk
Waarom ik dit allemaal vertel?
De overlast van jeugd in de Burgemeesterswijk, waar ik de laatste twee columns aan gewijd heb, zette me aan het denken over alle zorgvormen die in de loop der eeuwen het licht zagen en ook waar we nu zijn met de hulpverlening. Vorige keer vertelde ik al over nieuwe vormen, waar ik zelf erg enthousiast over ben (en wat bewezen heeft te werken).
Gevangen
De methoden in onderwijs en jeugdzorg zijn sterk geprofessionaliseerd, maar daardoor ook verstard. Alles wordt gevangen in protocollen, formulieren, volgsystemen en statistieken. Per les kan tegenwoordig bekeken worden hoeveel procent groei een leerling boekt. In jeugdzorg ligt dat iets moeilijker; zie maar eens een sociale ontwikkeling of gedrag in uiteenlopende situaties in cijfers te vangen. Ook daar wordt driftig geprobeerd alles zoveel mogelijk ‘op papier’ en meetbaar te krijgen.
Doelen worden verdeeld in subdoelen en die weer in subsubdoelen. Er zijn diverse onderzoeken en testen mogelijk om elke willekeurige ontwikkeling in kaart te brengen. Ouders zijn erg gefocust op de CITO-scores, want: hun kind moet maximaal scoren. Ik zie leerkrachten en leerlingen zich drie slagen in de rondte werken om maar aan de verplichte lesuren te voldoen en alle voor-die-dag-geplande taken te volbrengen.
Meetlatjes
Heb ik problemen met al die meetlatjes? Welnee, het is hartstikke handig om te weten op welk niveau een leerling is. Het woordje NOG zou ik graag willen benadrukken; een toetsmoment is namelijk alleen een TUSSENevaluatie. We ontwikkelen ons tenslotte ná de toets gewoon door. Ons hele leven zelfs (als ’t goed is). Om er een zwaarte aan te verbinden zoals aan de CITO’s wordt gedaan, vind ik daarom te kortzichtig.
Heilige testen en toetsen
Ik ben erg benieuwd hoe we over vijftig of misschien wel honderd jaar terugkijken op de huidige tijd. Ik verwacht dat er uiteindelijk ook aan het ‘heilige testen en toetsen’ een eind zal komen en er weer oog komt voor de mens achter de cijfers. Misschien komen we nog eens zover dat ook status bij volwassenen minder van belang wordt en het weer gaat om de kwaliteit en vaardigheden van de individuele mens. Dan krijgen we weer oog voor de kern van alles: het leven zelf.
Fijne dagen allemaal!
3 Reacties
Tsja de terreur van de regeltjes, het is tijd dat de MENS weer centraal komt te staan, en niet de naam, geld, of doelstellingen. Verantwoording nemen zowel als burger als overheid ook als het pijn kan doen.
Amen!
”Limerick van de Dag”
van de Hak op de Tak!
Ene meester Lalleman……………….
schreef er als eerste schande van!
In Amsterdam ligt het voor handen,
op rubberkorrels niet meer landen.
Maar kokos en kurk,
voor kaaskop en Turk,
(Mar-rok-aan,geen jurk)
ze leggen de korrels aan banden!