Klik voor de definitie van een column
  Een column is géén nieuwsartikel. Wat is het wel? Onderstaande maakt duidelijk dat je een column moet begrijpen door niet alleen de woorden tot je te nemen, maar door te bedenken welke  boodschap de columnist - mogelijk tussen de regels door -  aan de lezers geeft. Begrijp je de boodschap? Zie je wat de schrijver bedoelt? Daar kan ieder individu wat van vinden. Als het een eigen pijnplek is, kan de lezer de aanvechting hebben om helemaal erin mee te gaan of er volledig tegenin te gaan. Het is goed dat je als lezer weet wat (de waarde en betekenis van) een column is.
  • De aard van de journalistieke vorm van columns is dat deze informatief, leerzaam. onderhoudend maar ook kritisch, humoristisch (parodie, ironisch, sarcastisch, satirisch) en prikkelend kunnen zijn binnen een maatschappelijke context.
  • Waar de columnist dat zelf nodig acht, kunnen links in de tekst staan die naar achtergrondinformatie doorverwijzen
  • Wat voor de één een leuke of rake column is, is voor een ander onzin, een belediging of niet acceptabel. Youp van 't Hek die met alles en iedereen de vloer aanveegt in zijn columns in het NRC wordt niet door iedereen gewaardeerd. Hetzelfde geldt voor Theo Holman in Het Parool en diverse andere columnisten.
  • Aan columnisten wordt door de Nederlandse rechter een grote mate van vrijheid toegekend in hun columns. Deze vrijheid kan zich ook uitstrekken tot teksten die, als ze buiten een column geschreven zouden zijn, als kwetsend of beledigend gekenmerkt worden.
Zie ook bijgaande definitie van wikipedia:  

© wikipedia

column nr: 74

Eindelijk zit ik dan, inclusief mondkapje, bij mijn kapper Sjon in de kappersstoel. Nee, niet de kapper maar gewoon bezittelijk mijn kapper, tenslotte kom ik er al ruim 35 jaar.

Uit de warme kop thee drinkend zie ik in de spiegel een man, enigszins gebogen lopend, met een warrige bos haar binnenkomen, wrijvend in zijn handen. Hij komt mij bekend voor en al snel kwalificeer ik dat als een soort Dickens figuur in sjofele kleding zoals in de film Scrooge. “Goedemorgen Fred, weer eens in de buurt? Lekker de tondeuse eroverheen?”, groet kapper Sjon vriendelijk en wijst naar de stoel waar de man mag plaatsnemen.

Fred groet terug met een “Moguh…”. Om daarna in onvervalst Haags te vervolgen: ”Zau, ik hep ech kâhwe klâhwûh. Un kop pleuâh zâh lekkâh zèn, met un kanon, hé!” en schuifelt aarzelend naar zijn toegewezen stoel. “Hé Sjon, mot ik dan ding nâh ophâhwe” en zwaait demonstratief met het mondkapje in het rond, gooit zijn sleutels op de lange wandtafel voor hem en gaat zitten.

Er volgt flink wat gesteggel over de zin en onzin van het dragen van een mondkapje tussen Fred en Sjon de kapper. De superlatieven vieren hoogtij in de conversatie tussen beide waarbij vooral door de Haagse uitdrukkingen en het dialect er nog meer kracht wordt bijgezet. Uiteindelijk bindt Fred in met de woorden: “Hé pikkie, je mot nie zau koekwâhze, late we maah kappe, scheâh nâh maah me knètâh, hep gein zin in baunje mejje” en zet demonstratief zijn mondkapje op met de letters Bekbedekkâh.

Ik luister en geniet.

Blijkbaar hebben Sjon en ik dezelfde gedachte want hij zegt tegen Fred: “Je zou zo een figurant kunnen zijn op zo’n Dickens markt, Fred, met zo’n kop strooibos haar!”

Fred lacht schaapachtig: “Begin jè nâh auk al te mekkere, ut Ministerie van Oorlog zè vanochtend auk al dattik d’r assun koekwahs ùit zag, ik zè… kèk effe in de spiegel naah je ège kop”.

De tondeuse komt tevoorschijn en doet zijn werk, zo nu en dan stoppend om te luisteren naar de anekdotes van Fred. Het blijkt dat Fred en het Ministerie van Oorlog (blijkbaar zijn vrouw) net voor de corona periode verhuisd zijn naar de omgeving van “Tilburrag”. De allereerste keer dat het stel boodschappen ging doen, kwamen ze toevallig hun nieuwe buren tegen. De buren namen Fred en zijn vrouw direct mee op kroegentocht inclusief boodschappentas.

“Flink geitettegd, ongelukkie in de tennel (braudsje frikandel met ùitjes) gegeite, nog meâh geitettegd, op un gegeive maument moeste we moevuh en ja… we weite nie hoe we thùis zèn gekomme, maah me vinkie was leig en de baudschappe ware maui plète”.

De tondeuse dendert in sneltrein vaart over het hoofd van Fred. Weg is het Dickens figuur. “Da’s dan 22 eutjes, ” zegt de kapper.

Als Fred betaald heeft en hij terugloopt naar de stoel waar hij zat om zijn sleutels te pakken, kan ik het niet laten.

“Meneer Fred, bedankt… ik heb zo smakelijk gelachen, maar mag ik vragen waarom u uw vrouw het Ministerie van Oorlog noemt?”

Fred grijnst, zijn ogen twinkelen en zegt: “Nâh, dat wèf hep deize kukkedrol al zauveil klappe gegeive dattik d’r Ministerie van Oorlog noem, maah nie waah ze bè is andâhs krèg ik nog meâh klappe”. Ik krijg een dikke vette knipoog en weg is hij naar de deur.

Daar aangekomen draait hij zich plots om, gaat recht staan om vervolgens een sierlijke buiging te maken en groet in keurig Nederlands theatraal: “Heren dames… het was mij wederom een genoegen om u te mogen dienen, gegroet!”En weg is hij.

Ik kijk verbaasd naar Sjon. “Wat een toneelspeler hè”, zegt Sjon.

Toneelspeler? En plots valt het kwartje…dat was toch niet…nee toch…ohh jawel het was…


TK2021 Peiling – Wat stemt Maassluis?


Reageren? ... Blader naar beneden plaats jouw reactie direct onder artikel [binnen 30 dagen na publicatiedatum]

⊗——het einde ——⊗

◄ klik voor Publicatieschema columnisten

voorliggende column is tot nu toe gelezen door: 469 lezers

Yvonne Boeckx

Yvonne Boeckx

Yvonne Boeckx | Zaterdagcolumnist (2 wekelijks) | 8/2015 - 2/ 2020