Columnisten schrijven eigen visie op persoonlijke titel.
- De aard van de journalistieke vorm van columns is dat deze informatief, leerzaam. onderhoudend maar ook kritisch, humoristisch (parodie, ironisch, sarcastisch, satirisch) en prikkelend kunnen zijn binnen een maatschappelijke context.
- Waar de columnist dat zelf nodig acht, kunnen links in de tekst staan die naar achtergrondinformatie doorverwijzen
- Wat voor de één een leuke of rake column is, is voor een ander onzin, een belediging of niet acceptabel. Youp van ’t Hek die met alles en iedereen de vloer aanveegt in zijn columns in het NRC wordt niet door iedereen gewaardeerd. Hetzelfde geldt voor Theo Holman in Het Parool en diverse andere columnisten.
- Aan columnisten wordt door de Nederlandse rechter een grote mate van vrijheid toegekend in hun columns. Deze vrijheid kan zich ook uitstrekken tot teksten die, als ze buiten een column geschreven zouden zijn, als kwetsend of beledigend gekenmerkt worden.
Gisteren las ik een column, uiteraard over onderwijs, die zo zuur was als een citroen. De titel: ‘Iedereen heeft de mond vol van het lerarentekort, maar het probleem zit bij de leraren zelf.’ Dat begint al veelbelovend.
Man in kwestie, Ton van Haperen, beweert van leraren te houden, maar dat is niet te lezen in het stuk. Als hij dat er niet even bij zou hebben geschreven, zou ik het tegengestelde hebben aangenomen. Goed dus dat hij dat wel even heeft gedaan, denken we dan maar blijmoedig.
Argument één over het onvoldoende flexibel omgaan met zij-instromers zet de toon. Middels drie anekdotes wordt kenbaar gemaakt hoe onzinnig de toelatingseisen zijn voor leerkrachten, die al ervaring hebben, maar net niet de goede bevoegdheid. Ten dele geef ik de auteur zeker gelijk; zelf kwam ik met jaren ervaring ook niet zomaar binnen op het primair onderwijs, ondanks gerelateerde opleidingen en twintig jaar ervaring. In Nederland wordt erg veel gewicht gehangen aan het geijkte papiertje. Logisch: het is het enige solide meetinstrument. En oké, daar kunnen we over discussiëren. Maar érgens moet een streep getrokken worden. Om het zij-instromen te versoepelen, zou er wat mij betreft een assessment moeten komen, zodat kan worden gekeken welke vaardigheden en kennis een nieuweling nog moet bijleren. Dat scheelt tijd en kosten bij het omscholen.
Het zou de auteur hebben gesierd als hij behalve een moppertirade, ook met eigen oplossingen was gekomen. Klagen is makkelijk.
Argument twee: Leraren nemen de dalende trend van resultaten in vergelijking met andere landen niet serieus. Ze wijzen steeds naar andere oorzaken en durven geen hand in eigen boezem te steken. Nog even terugkomend op de auteur en zijn anekdotes over weigering ‘bij de poort’ viel me op dat er weinig zelfreflectie aan te pas kwam. Als we het dan toch hebben over hand in eigen boezem, zou dit wel een goed moment kunnen zijn.
Dat we niet kritisch genoeg op onszelf zijn als beroepsgroep, vind ik niet erg gefundeerde kritiek. ‘Tuurlijk, we zijn als beroepsgroep vaak stront-eigenwijs. Ik sowieso. Eerlijk is eerlijk. Maar dat we ook keihard bezig zijn met verbeteringen, is een feit én mijn ervaring in het werkveld.
De afgelopen twee jaar heb ik een grote omslag gezien in de wijze van lesgeven ter faveure van de didactische kwaliteit. We werken nu en komende jaar keihard verder. Er worden onderzoeken en scholen met een andere aanpak bijgehaald, om een zo sterk mogelijke koers te kiezen. Plannen genoeg en stappen gezet.
Dat blijkt ook landelijk een trend te zijn. Vanuit het ministerie is het Masterplan basisvaardigheden ingezet, waardoor er extra ondersteuning kan worden ingezet. Een meerderheid van de scholen voert hun verbeterplannen uit en er worden al eerste resultaten gezien. Ook het curriculum, de beoogde doelen die per leerjaar en vak behaald moeten worden, wordt herzien. In 2025 komt er een ICT leerlijn bij om onze leerlingen de digitale vaardigheden aan te leren en er wordt gekeken naar manieren om overladenheid van het lesprogramma terug te dringen. Zo laconiek gaan we dus niet om met onze PISA-notering. Zijn we er volgende week? Nee, vast niet. Maar de stijgende lijn zouden we toch moeten gaan zien bij de volgende meting.
Voor de auteur heb ik maar één advies: When life gives you lemons, you make lemonade. Even wat minder zuur, maakt het leven een stuk aangenamer.
En dan dit.
Voetbal
Er staan twee ventjes op straat voor m’n deur te voetballen. Dat is vervelend om twee redenen: Ten eerste lig ik hier als 40 plusser vréselijk saai en oudbollig al in pyjama op bed. Met recht een ouwe muts. Ten tweede sta ik angsten uit voor mijn auto en voorramen.
Nu mag ik zeker niet klagen. Ze doen het echt netjes. En met ‘ze’ bedoel ik vooral ventje rood shirt, dat zijn vriendje steeds streng toespreekt als er een schop de verkeerde kant op gaat. Het woord ‘loser’ is nog niet gevallen, maar ik zou er niet gek van opkijken. Tot nu toe heb ik maar één boink gehoord en toen ik naar het raam schoot, zag ik rood shirt nog net een kusgebaar naar mijn auto maken. Ik hoop maar dat alle lak er morgen nog op zit.
Naar buiten ga ik natuurlijk niet. Ik ben geen Karen. Zo’n zeikwijf dat de manager wil spreken over haar lauwe kippenpoot. Not me. Ik bid gewoon heel hard. Bovendien lig ik in een pyjama met korte broek; ik ga niet met die witte pootjes naar buiten. Schei uit, ze nemen me natuurlijk niet serieus zo.
Ongewild lig ik natuurlijk met gespitste oren en gekromde tenen te luisteren. Hoorde ik weer een boink? Hoe zou dat klinken, zo’n brekende voorruit?…
Reageren? … Blader naar beneden plaats jouw reactie direct onder artikel [binnen 30 dagen na publicatiedatum]
⊗——het einde ——⊗
voorliggende column is tot nu toe gelezen door: 259 lezers