Vorige week kwam een onderzoeksresultaat van het Mulier Instituut in het nieuws dat nauwelijks verrassend mocht worden genoemd. Jongeren blijken steeds minder te sporten en steken hun tijd liever in computerspellen en smartphones.

Opgegroeid in de jaren zeventig was ik in mijn herinnering vrijwel dagelijks in de buurt van een bal te vinden, hetzij op een grasveld, op een pleintje of gewoon op straat en viel er tussen de bel van school en het avondeten weinig anders te beleven.
Die herinnering zal in werkelijkheid ongetwijfeld genuanceerder liggen, maar feit is dat ‘het voetballen in het wild’ een uitgestorven bezigheid lijkt te zijn geworden wat overigens al ver voor het smartphone-tijdperk in gang werd gezet.

Ook wanneer ik kijk naar mijn huidige actieve sporten (hardlopen en wielrennen) zie ik een duidelijk verschil in sportbeleving tussen de verschillende generaties. De ‘oudjes’ op de hardloopclub zijn nooit te beroerd om uitgebreid te verhalen over hun vele trainingsuren en daaruit voortvloeiende snelle tijden van vroeger waar de nieuwkomers op de vereniging alleen maar van kunnen dromen.
Hoewel de marathon van Rotterdam en andere grote loopevenementen steeds meer deelnemers krijgen, variërend van jong tot oud, zijn er steeds minder echt snelle lopers. Gevolg is dat er tegenwoordig bij de regionale  hardloopwedstrijdjes opvallend vaak veertig- en zelfs vijftigplussers nog steeds meedoen om de podiumplaatsen. Een situatie die 20 jaar geleden nog ondenkbaar was, want het was toen als twintiger of dertiger toch echt je eer te na om door zo’n grijze (of kale) dakduif verslagen te worden.
Het vraagt uiteraard tijd en moeite om je eigen fysieke grenzen op te zoeken en blijkbaar is men tegenwoordig minder ambitieus om op 1 specifiek punt dat maximale niveau te bereiken. Je tevreden stellen met het uitlopen van een marathon in plaats van dat zo snel mogelijk te doen is een typisch tijdverschijnsel dat past bij de constatering dat jongeren Netflix, de spelcomputer en de smartphone interessanter vinden dan het leveren van een uitzonderlijke fysieke prestatie.
Is dat jammer? Ik vind van wel. Ik hanteer het standpunt dat je het maximale uit jezelf moet halen en niet iets halfslachtig moet doen.
Waarmee ik de tijdgeest in 1 zin weergeef.: van alles iets willen weten/kunnen maar uiteindelijk op geen enkel punt tot de specialist behoren.

Ron v/d Berg

Ron v/d Berg

Zaterdagcolumnist (per 2016: 1x per 2 weken | ICT Beheerder | AVW atleet en vader van 3 dochters. Zie ook www.ronb1965.nl.

1 Reactie

  1. Herman Vrijhof
    9 december 2017 at 17:27

    Hierbij moet je in ogenschouw nemen dat de intrinsieke drive, zoals je wilt bij jongeren, geleidelijk veranderd is. Vergelijkingen met vroeger zijn heroïsch en in het voordeel van ons ouderen maar in een gesprek met een jongere volstrekt inefficiënt. Zij weten niet beter, hebben zeker het gevoel er ook veel voor te doen maar kunnen zich niets voorstellen uit een tijdperk waarin de krant, de radio en de telefoon het hele arsenaal van multimedia omvatte.

    Het volume, zowel aantal trainingseenheden als de omvang per trainingseenheid is afgenomen terwijl aan de andere kant ook de echte rust -met name door intensief multimediagebruik- ook continu onder druk staat. Resultaat? Een disbalans en een veel lager rendement.