Vijf maanden geleden wijdde ik mijn column aan een sport die me van jongs af aan alleen tijdens de Olympische Spelen enigszins kon bekoren en dan slechts in de passieve variant voor het televisiescherm. Zwemmen dus.
De Nederlandse dames spreken er al decennia lang een woordje in mee op wereldniveau en met de komst van Pieter van den Hoogenband en Maarten van der Weijde wordt ook met de oranjemannen rekening gehouden op het internationale zwempodium. Prachtig om te zien hoe deze toppers zich op ogenschijnlijk moeiteloze wijze door het water banen.
Dat die vloeiende stijl bij de mens geen vanzelfsprekendheid is heb ik destijds al aangestipt en ook dat hij moeilijker is aan te leren wanneer men op gevorderde leeftijd is.
Begin dit jaar ben ik desondanks toch de uitdaging aangegaan om me te gaan bekwamen in de borstcrawl met als achterliggende reden dat ik ooit een keer de hele triatlon wil gaan volbrengen, die onder meer bestaat uit 3,8 km zwemmen. Tot en met de maand mei bezocht ik daartoe 2x per week het zwembad om in de zomer verdere voortgang te willen boeken in het buitenwater met behulp van het drijfbevorderende wetsuit.
Het moet gezegd dat je als matige zwemmer onmiskenbaar veel voordeel haalt uit de kunstmatige opwaartse krachten, al brachten ook die me de eerste weken niet verder dan enkele tientallen meters crawl, steevast resulterend in ernstige ademnood.
Week na week boekte ik echter voortgang en na een maand of twee/drie lukte het me zelfs om 500 meter aan 1 stuk te crawlen. Het was en voelde als een doorbraak maar in hoeverre me dit zou helpen in de eerstkomende wedstrijd (1500 meter zwemmen) op 12 september was twijfelachtig. Vlotte medezwemmers waren namelijk vrij eensgezind in hun oordeel dat er de nodige verbeterpunten uit mijn zwemstijl vielen te abstraheren: hoofd te hoog boven het water, de benen juist te laag en met de armen te weinig reikwijdte.
In minder bedekte termen: ‘het ziet er niet uit Ron!’.
De zwarte Boonervliet ontnam hen dan nog het zicht op mijn beenslag die pas twee weken terug ongenadig gefileerd werd door een aantal ‘fietsvrienden’ toen ik enkele baantjes trok in het heldere zwembadwater van een appartement in de Ardéche. Zonder wetsuit uiteraard. Maar met wijd uitstaande spartelende benen, die in een kansloos gevecht met de zwaartekracht waren verwikkeld. Product van decennialang schoolslag zwemmen.
Mijn resterende hoop aangaande de wedstrijd van 12 september waren types als Gunda Nieman (schaatsen) en Chris Froome (wielrennen), die een lelijke stijl wisten te combineren met snelheden die al hun tegenstanders te machtig was. Al wist ik eigenlijk wel beter.
Om 12 uur klonk afgelopen zaterdag het startschot en begonnen ruim 100 zwemmers aan hun 1500 meter in het Voedingskanaal van Spijkenisse. Na twintig meter crawl was ik los van het veld. Aan de staart wel te verstaan. Vervolgens volbracht ik de 1500 meter met afwisselend schoolslag en crawl en werd ik kort na het keerpunt al ingehaald door de eerste zwemmer van de groep die 10 minuten later was gestart. Na 40 minuten kroop ik een illusie armer aan wal waarna het fietsen en het hardlopen wel naar wens ging.
Ergo: de komende maanden zal men mij regelmatig in het Dolfijn baantjes kunnen zien trekken op zoek naar die ideale zwemlijn. Wordt vervolgd.
7 Reacties
Ron kom op dinsdagavond trainen bij ZVVS zij trainen daar van 18.30 tot 19.30 uur.
Je kunt niet overal de beste in zijn!!
Aha, daar zie ik het probleem al Maas! Je vecht tegen de zwaartekracht, terwijl in het water juist die wrijvingscoëfficiënt je beweginscoordinatie aan de achterkant in de war brengt 😌
Hhh feest der herkenning! De fase waarin jij zit hebben we allemaal meegemaakt. Alleen bij jou duurt-ie iets langer 😏
Mooi geschreven, blijf volhouden met trainen dat gaat het je zeker lukken om de hele triatlon te gaan volbrengen.
Knap dat je dit gepresteerd hebt.
”LUCTOR ET EMERGO!”
Ik Worstel Moedig en Ontzwem!