ingezonden stukOp onze Gereformeerde Lagere School leerden wij geschiedenis uit de serie “Toen en nu”, geschreven door ‘meesterverteller’ W. G. v.d. Hulst. Ik wist dat er verhalen over vluchtelingen waren en heb de boekjes opgezocht.

Twee verhalen uit de oude tijd en een derde verhaal in dezelfde stijl. Alle drie met dezelfde strekking: vluchtelingen worden geholpen.

1685
Arme, berooide mensen komen in het zuiden onze grenzen over: Mannen, vrouwen, kinderen, grijsaards……. Ze kunnen bijna niet verder meer; maar als ze ’t goede, vrije Nederland binnen zijn, o, dan leeft er weer vreugde in hun ogen en dankbaarheid in hun hart. Dan is alle leed geleden.

’t Zijn Fransen, in kleine troepjes komen ze: vandaag: morgen; over een week; maar al meer komen er. De oude stakker op zijn stokje, door zijn dochter ondersteund, was eens een rijk koopman. Nu is hij een arme vluchteling. Op de afgetobde ezel, die langzaam voortzeult, zit een meisje; haar vader gaat er naast. En haar moeder?…..Die ligt daar ergens begraven, langs de lange, gevaarlijke weg tussen Frankrijk en hier. En in de oude huifkar, met het afgejakkerde paard er voor, ligt een zieke…… Maar nu ze in ’t vrije, goede Holland komen! …..

“Dorst? Hebt u dorst?…. ik zal u drinken geven. Brandt die wond aan uw hoofd? Ik zal haar verbinden met schoon linnen!”……. Zo zegt de Hollandse vrouw, en haar hart is vol medelijden. En daar komen ze aanlopen, mannen en vrouwen, uit straten en steegjes. Helpers in overvloed. En de deftige heren van ’t stadhuis komen ook…… O, dat Hollandse hart begint warmer te kloppen. Dat Hollandse hart kan het leed en de ellende van al die stakkers zo goed begrijpen.

“Baas, zal ik gras voor de ezel plukken?” vraagt een klein Hollands meisje aan de verdrietige man.
Hij glimlacht. Die vriendelijkheid doet hem ’t hart zo goed.
Die vluchtelingen komen uit het land van de grote Zonnekoning. Hier zullen ze rust vinden en huizen om in te wonen.

Duizenden vluchtelingen vonden hier schuilplaats en brood.

1914
Daar komen ze aan, de arme, ellendige vluchtelingen, angst in hun ogen, wanhoop in hun hart. Daar komen ze aan als bang, opgejaagde beesten……. Daar, achter hen is het vreselijke; daar liggen hun vriendelijke huisjes vernield of verbrand; daar liggen hun mannen, hun vrouwen, hun kinderen verminkt of vermoord; daar is de vijand, die geen meelij ken. Daar, achter hen, grijnst de dood…..
En voor hen?….. Voor hen ligt Holland.

Op de grote, brede weg slepen ze zich voort, grijsaards en kinderen, vrouwen en mannen. Doodmoe zijn ze: ze hebben niets meer. Doodsbang zijn ze: ze durven niet meer; ze durven niet eens omzien.
En voor hen, op de grote, brede weg, staat een tol.

Dat is de grens. Daar begint Holland; daar staan soldaten, de geweren geladen, de sabels getrokken…… O, maar die soldaten schieten niet, jagen hen niet op, jagen hen niet weg. Die soldaten ondersteunen de arme man die bijna ineen zakt; – en de moede kinderen met de bange, bleke gezichtjes, nemen ze op hun sterke armen, dragen hen Holland binnen. En ze geven de afgetobde, hongerige stumpers koffie en brood, en linnen voor hun wonden, en vriendelijke woorden voor hun verdrietig hart. En ze wijzen hun de weg, dieper Holland in, waar de veiligheid is, en de liefde en het medelijden.

Duizenden vluchtelingen zijn in die jaren ons land binnengekomen.

2015
Daar komen de bussen de stad Maassluis binnen. De bussen die anders voor daagjes-uit gebruikt worden. Bussen, waar blije mensen in zitten, Bussen met zingende kinderen. Maar nu is er geen blijdschap. De kinderen zingen niet. Het zijn vluchtelingen uit een ver en vreemd land. Daar is oorlog, daar vallen bommen. Daar zijn hun huizen verwoest. Ze zijn van overzee gekomen, in wrakke bootjes. Velen van hen zijn overboord geslagen en verdronken. Mannen, vrouwen en kinderen.

Toen ze eindelijk aan land kwamen moesten ze nog verder trekken, met treinen, met bussen en soms lopend. Nu zijn ze eindelijk in Holland aangekomen. En in die kleine stad, worden ze opgevangen. De oude burgemeester, de dominees en nog veel meer belangrijke mensen uit de stad hebben om hulp gevraagd. En die hulp kwam: sterke mannen hebben bedden neergezet. Er zijn kleren voor al die mensen, die niets meer hebben. Hier in de sporthal kunnen ze uitrusten. Hier is eten en drinken. Hier zijn vriendelijke mensen, die allemaal willen helpen.

Voor die duizenden vluchtelingen zijn er bedden. Ze kunnen zich wassen. Er is brood.

C. Wassink

 

Schrijvende Lezer

Schrijvende Lezer

Een Lezer van Maassluis.Nu (M/V) | Stuurt stukken in om zorgen of ideeën te delen met alle Sluizers |
Inhoud is voor rekening van de opsteller | De redactie onthoudt zich van censuur op de inhoud

3 Reacties

  1. Ronald van Santvliet
    21 september 2015 at 13:30

    In 1914 vingen wij 1.000.000 miljoen Belgische Vluchtelingen op……Veelal werden deze opgevangen bij mensen in huis…..Geen gemor, we voelden ons hiertoe verplicht…..Gelukkig zijn we bereidt vandaag de dag nog steeds vluchtelingen op te willen vangen……Beetje jammer dat er vandaag de dag ook mensen zijn die hier anders over denken……..Met vriendelijke groet (Nazaat van Belgische Vluchteling 1914 vanuit Gemeente van Santvliet, België) Ronald van Santvliet.

  2. Aad Rieken
    21 september 2015 at 11:38

    ”Ervaar Maassluis Als Gastvrij!”

  3. Heleen Stuifzand
    21 september 2015 at 10:51

    Prachtig!, kippenvel!!