MAASSLUIS | Afgelopen zaterdagavond werden de 3 prijzen uitgereikt die horen bij de jaarlijkse schrijfwedstrijd van bibliotheek De Plataan. Tevens was er een eervolle vermelding. De prijzen werden uitgereikt door directeur Wouter van Heiningen tijdens de cultuurparade.

De toelichting van de jury:

3e plaats voor Het pijnlijk familiegeheim – Een beeldend verhaal dat de lezer halverwege het geheim volledig lijkt te tonen. De slotzinnen onthullen echter pas waarom dit pijnlijke geheim nooit gedeeld was met de ik-figuur.

De onbekende persoon op die oude foto

Het laatste waar ik zin in had, was de stoffige zolder opklimmen via het gammele houten trapje, en daar door alle oude spullen heen wroeten. Maar ja – eigen schuld. Ik had zelf tegen pa lopen zeuren dat hij nou eindelijk eens op moest ruimen. Alle spullen verdwenen altijd naar de zolder en hij deed er nooit iets mee. En nu, nu hij last van zijn rug had en die trap niet meer op kon, kreeg hij last van opruimdwang: alles mocht weg. Of eigenlijk: alles moest weg, en ik moest het doen.

‘Alles, pa? Zeker weten? Je hoeft niet meer te zien wat ik allemaal in de dozen doe?’ Ik had een stapel ingeklapte lege dozen bij me om aan deze monsterklus te gaan beginnen. Elke vezel in mijn lichaam hoopte dat hij ‘nee’ zou antwoorden, maar ik voelde me toch verplicht om het hem te vragen.

‘Eh, ja, ik …’ Even was het stil. Ik keek hem aan en zag de twijfels over zijn gezicht trekken, als een rimpeling door het water. Na een paar seconden antwoordde hij resoluut: ‘Nee, ik wil niet zien wat er allemaal weggaat. Als ik het zie, wil ik het houden. Weg ermee.’

‘Goed, pa. Dan ga ik nu naar boven.’ Terwijl ik wegliep zag ik hem langzaam, met afgezakte schouders en gebogen hoofd, teruglopen naar de bank. Alles aan zijn houding riep ‘Nee!’ maar zijn verstand had de overhand gekregen. En daarmee het besef dat er bijna geen olie meer in zijn levensmotor zat. Wat moest hij nog met al die spullen?

Op de overloop pakte ik de stok en duwde het luik open. Krakend en piepend rolde de trap langzaam naar beneden. Ik keek omhoog, het donkere gat in. Een rilling liep over mijn rug. Deze zolder had me vroeger vaak angst aangejaagd. Als ik in mijn bed lag, kraakte het vaak boven mijn hoofd. De houten vloer en het oude dak leken altijd tot leven te komen als het donker werd. Ik verbeeldde me dan dat oude geesten heen en weer vlogen en me door de vloer aankeken. Soms viel ik weggedoken onder mijn dekbed in slaap maar meestal rende ik zo snel ik kon naar de slaapkamer van mijn ouders zodra ik hoorde dat ze ook in bed lagen.
Ik haalde even diep adem en liep toen langzaam de trap op. Bovenaan de trap zocht ik met mijn hand het lichtknopje. Even later baadde de bovenste verdieping in een helder licht. Met een snelle blik controleerde ik de ruimte. Geen geest te bekennen. Opgelucht stapte ik de zolder op.

Overal stonden dozen en losse spullen. Ik sjouwde eerst wat dozen naar beneden, dan had ik tenminste wat werkruimte. Alles ging in eerste instantie naar de schuur. Als Irado de boel kwam ophalen, zou ik alles buiten gaan zetten. Na uren sjouwen en van boven naar beneden lopen, was ik er helemaal klaar mee. Het zweet stond op mijn voorhoofd, mijn T-shirt plakte aan mijn rug en mijn hart bonkte zo’n beetje mijn ongetrainde borstkas uit. Ik besloot om vandaag nog een laatste keer naar boven te lopen en één doos in te pakken. De rest was dan voor de volgende keer.

In de hoek, rechts van de cv-ketel, stond een ouderwetse kaptafel met een grote spiegel. Er stonden rieten mandjes op, die uitpuilden van de spulletjes. Dit leek mij wel een leuke hoek om te beginnen met inpakken. Ik ging op het stoffige krukje zitten dat voor de kaptafel stond en liet mijn ogen over de spullen gaan. Grote poppenogen staarden mij vanaf beneden weemoedig aan. Ik slikte een opkomende brok weg. Ze had mijn poppen bewaard.

Het was op mijn zestiende verjaardag. Mijn bed stond vol met berenknuffels en poppen. Elk jaar werden het er meer en ik kon van geen enkele afstand doen, tot afschuw van mijn vader. ‘Ach, laat haar toch,’ zei mijn moeder altijd als mijn vader er weer over begon. Maar nu was ik zestien geworden. Ik moest mee naar de tuin. Daar stond een prachtig glimmende rode Puch.

‘Voor mij?’ vroeg ik in opperste verbazing.
Mijn vader liet een sleuteltje voor mijn gezicht heen en weer wiebelen. ‘Ja, voor jou. Mits … je al die babyknuffels van je bed de deur uitdoet.’

Lamgeslagen wist ik niet wat ik moest zeggen. Mijn knuffels waren mijn houvast als het boven kraakte, nu ik niet meer bij mijn ouders in bed kon kruipen. Ik was misschien ouder geworden, maar niet minder bang als ik naar bed ging. Ik keek naar mijn moeder. Nerveus stond ze over haar armen te wrijven. Dit was duidelijk niet haar idee. Mijn vader keek me vragend aan. Ik wist niet wat ik moest antwoorden. Die Puch was echt fantastisch. Maar die kon ik niet mee naar bed nemen. Maar misschien was het ook wel tijd geworden inmiddels. Zestien. Best wel te oud voor knuffels. Ik haalde diep adem en nam een beslissing.

‘Goed. Oké. De knuffels mogen weg.’ De opkomende tranen slikte ik weg.

‘Mooi!’ Blij keek mijn vader me aan terwijl hij me het sleuteltje overhandigde. ‘Vrouw,’ zei hij tegen mijn moeder, ‘als jij die knuffelbende nou even dumpt, gaat Vera een stukje rijden.’

Maar ze had mijn poppen niet weggegooid. Al die jaren lagen ze hier op zolder. Voorzichtig tilde ik ze een voor een op. Ik bekeek ze, drukte ze tegen me aan, rook aan hun stoffige haren. Lola, mijn lievelingspop met de grote bos rode krullen lag er ook tussen. Tot mijn verbazing zag ik dat ze een ketting droeg met een klein sleuteltje eraan. Die had ze nooit gehad. Sinds wanneer had Lola een ketting om?
Ik haalde hem van haar nek en haalde het sleuteltje eraf. Waar kon dat nou van zijn? Ik keek of ik iets op de grond zag liggen. Op de kaptafel liet ik alles door mijn handen gaan. De laatjes van de kaptafel trok ik open. Die lagen vol met fotoalbums. Ik bekeek ze allemaal heel vluchtig, maar zag er niks bijzonders aan.
Ineens viel mijn oog op een klein muziekdoosje. Die stond vroeger ook altijd op de kaptafel. Je moest dan een sleuteltje omdraaien en het danseresje danste dan op de muziek. In het doosje kon je sieraden bewaren. Ik tilde het muziekdoosje op. Het sleuteltje ontbrak. Verbaasd probeerde ik of de sleutel van het kettinkje erop paste. Dat lukte. Ik draaide hem een paar keer rond en liet hem toen los. De danseres begon in de rondte te dansen. Het werkte! Ik klapte het deksel om en legde daarmee de danseres stil. In het doosje lag een klein vergeeld fotootje. Ik pakte hem op. Een oude foto van mijn ouders, blij en vol liefde naar elkaar kijkend, met twee kleine meisjes in hun armen. Ik draaide de foto om. Eva en Vera, 3 september 1971. Eva en Vera? Heb ik een zusje? Ik draai de foto weer om. Wat is dit allemaal? Waarom heeft niemand mij dit ooit verteld? Dan zie ik ineens dat er nóg een foto in het muziekdoosje zit. Ik durf hem bijna niet op te pakken maar doe het toch. Mijn moeder met één kindje in haar armen. Ze kijkt naar het kindje met een blik die ik nooit eerder bij haar heb gezien. Ik draai de foto om. Daar staat de naam van Eva met een kruisje bij de datum van 6 september 1971.
De foto werd wazig voor mijn ogen. De zolder draaide voor mijn ogen. Verdriet en woede waren in mijn hoofd in gevecht met elkaar. Waarom hadden ze mij nooit iets verteld? Ik stond wankel op met de foto’s in mijn hand en ging de trappen af. Verhaal halen bij de vader die nu op een wankel voetstuk stond. Mijn driftige voetstappen hadden mijn vader gealarmeerd. Moeizaam was hij opgestaan om me tegemoet te komen. Met de twee fotootjes dreigend voor me uit, liep ik op hem af.

‘Waarom hebben jullie dit voor me verborgen gehouden?’ En op de niet-begrijpende blik van mijn vader vervolgde ik: ‘Mijn zusje. Ik had een zusje. Waarom wist ik dit niet?’

Mijn vaders ogen puilden zo uit dat ik even bang was dat ze eruit zouden poppen. ‘Hoe … eh … ‘

Ik wapperde de fotootjes voor zijn ogen. ‘Hier, ik en mijn zusje. En op deze foto mijn dode zusje!’

Verbijsterd keek mijn vader naar de foto’s. ‘Hoe kom je …’

‘Maakt niet uit hoe ik eraan kom! Vertel me waarom mij dit nooit verteld is!’

Terneergeslagen strompelde mijn vader terug naar de bank. ‘Goed. Prima. Het leek ons beter het jou nooit te vertellen, want …’

‘Want wat!’ ik spuugde de woorden bijna uit.

‘Ze overleed door jouw armpje’

‘Wat?’

‘Jouw armpje … het lag op haar gezichtje. Ze … ze ademde niet meer.’

Totaal leeg liep ik verdoofd naar boven, naar mijn oude kamer, mijn oude bed, en liet me erop neervallen. Ik pakte het kussen, drukte hem op mijn gezicht en begon te huilen. Boven me hoorde ik de vloer kraken.

█ EINDE █

– auteur Stefien de Jong uit Vlaardingen (1e prijswinnaar in 2021)



Ontdek meer van MAASSLUIS.NU

Abonneer je om de nieuwste berichten naar je e-mail te laten verzenden.

Redactie Kunst, Cultuur en Evenementen

Redactie Kunst, Cultuur en Evenementen

Redactie Evenementen, Kunst en Cultuur | Publiceert cultuur gerelateerde onderwerpen, zoals literatuur, optredens, voorstellingen, exposities en culturele evenementen.

Geen Reactie

Laat een reactie achter

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *