MAASSLUIS | De verhalenwedstrijd uitgeschreven door bibliotheek De Plataan leverde op het cultuurgala drie prijswinnaressen op. Vandaag de nummer één door Christel van der Pol (Vlaardingen). 

De jury:

“Van Oost-Indië naar Holland – Vanuit het standpunt van een kind wordt de reis naar het onbekende nieuwe vaderland verteld. Dit gezichtspunt is mooi en consequent gehanteerd. Deze originele insteek wordt door de jury zeer gewaardeerd. De onzekerheid maar ook het aanpassingsvermogen van een jong kind zijn invoelbaar.”

Met De Boot mee …

… naar Holland

Ik sta in de deuropening naar de woordjes te luisteren die mijn oom en tante samen met mijn twee neefjes constant herhalen: “un, dois, tres, quatro, cinco …..” Ze gaan naar Brazilië verhuizen en daar spreken ze een andere taal. Papa en mama hebben mij uitgelegd dat wij ook ver weg moeten naar een land dat Holland heet. Gelukkig spreken ze daar Nederlands, dus kan ik de mensen blijven verstaan. Leuk vind ik het niet, omdat ik mijn vriendjes en veel familie niet meer zal zien. Waarom snap ik niet. Ze zeggen dat ik dit niet zal kunnen begrijpen, omdat ik nog maar vijfeneenhalf jaar oud ben. Het maakt mij verdrietig en nieuwsgierig tegelijkertijd.

Papa en mama zijn al druk aan het pakken en ik mag maar een paar dingen meenemen. Alles gaat in grote kisten en daar past niet veel in. Ik word onrustig van de volwassenen die nog amper tijd voor mij hebben. Ze hebben het alleen nog maar over de bootreis. Het moet een hele grote boot zijn volgens papa waar heel veel mensen op kunnen. Ik ken alleen een prauw en de postboot, ik heb nog nooit een grotere boot gezien.

We tellen de nachtjesslapen af voordat het zover is. Nog maar zeven zijn er over.

Het is zover, tijd om afscheid te nemen. Iedereen om mij heen huilt en omhelst elkaar. Ze beloven allemaal veel brieven te schrijven. In de auto met de koffers in de kofferbak zwaai ik zo lang als ik kan. Ik weet echt niet wat mij te wachten staat.

 

Bij de haven zie ik een boot liggen zo groot als een berg, mensen en matrozen lopen af en aan. Koffers, kisten, manden en alles waarmee je maar iets kan wegbrengen verdwijnt in het schip. Ik denk echt dat ik heel dicht bij papa en mama moet blijven, want ik zou kunnen verdwalen. Zo groot is de boot.

Iemand die eruitziet als een kapitein ontvangt ons en laat ons naar onze hut brengen. Het is niet zo groot en heeft bedden boven elkaar. Nog nooit gezien, het heet een stapelbed zegt papa. Ineens wordt er omgeroepen dat wij naar het dek moeten komen. Ik geef papa een hand en loop samen met hem tussen allemaal mensen naar de afgesproken plaats. Mijn benen voelen slap, zo eng vind ik dit.

Van wat er gezegd wordt snap ik echt niets, soms hoor ik een bekend woord zoals eten, feest, koffers, maar het helpt mij niet. Papa en mama zullen het mij straks wel uitleggen.

Terug in de hut vertelt mama mij dat de kinderen s’ morgensvroeg worden opgehaald door vrouwen die tijdens de reis voor de kinderen zorgen. Ze worden “zeebaboe” genoemd. Dat klinkt bekend in mijn oren want thuis hadden we ook een baboe die op mij moest passen. Boe is heel lief en ik vond het naar om haar achter te laten. Pas tegen bedtijd brengen ze mij terug bij papa en mama. Ik weet niet goed of ik dit echt leuk vind, maar het kan niet anders.

 

De eerste keer dat ik met de andere kinderen samen ben begin ik er plezier in te krijgen. Zoveel speelkameraadjes heb ik nog nooit gehad. Lekker eten, spelletjes doen en nog veel meer andere activiteiten houden ons de hele dag bezig. Het lijkt wel één groot feest.

Tijdens de reis, die heel lang duurt, op die grote zee, heb ik heel veel meegemaakt. Ik sta op het dek van de boot met om mij heen veel spelende kinderen. Ook kinderen die aan het tafeltennissen zijn. Af en toe rolt de bal over het dek en soms zo de zee in. Ik ren naar de reling toe en zie meters onder mij het balletje dobberen. Ik bedenk hoe klein het witte balletje lijkt tegenover de boot in die enorme zee. De zon schijnt, de lucht smaakt naar zout, ik besef, dat het balletje voor altijd weg is, net als het land waar ik heb gewoond.

Op een dag is er heel veel opwinding om mij heen. Mensen staan in groepjes bij elkaar en hebben het over kleding, dingen kopen en van de boot af. Als ik papa er naar vraag zegt hij dat we gaan aanleggen en kleding gaan passen. Ik begrijp niet waarom we nu ineens kleren krijgen, we hebben toch genoeg. Papa vertelt dat het weer in Holland anders is dan Indië en dat het er erg koud kan zijn. Koud wat is dat? Net als het schaafijs voor in mijn stroop soesoe? Het lukt papa niet om het mij duidelijk te maken en hij zegt dat ik het wel snel zal merken. We gaan de kou tegemoet en in Nederland is het winter.

Wanneer ik mijn kleren moet passen schrik ik echt, ik krijg lange broeken, truien, een hele zware dikke jas, muts, sjaal, handschoenen en laarzen. Benauwd word ik ervan. Gelukkig gaat alles nog even de koffer in, maar niet voor lang. Ik merk dat de lucht kouder is en de zon veel minder schijnt. Het is grijs om mij heen en dit maakt niet alleen mij, maar ook veel anderen een stuk minder vrolijk. Papa en mama gaan zorgelijk kijken en hebben het over een pension. Dat vraag ik ze om aan mij uit te leggen. Het antwoord bevalt mij niet. Het is een huis waar je met veel andere mensen moet wonen en waar je maar één kamer krijgt. Ik vraag ze wie die andere mensen zijn. Maar daar weten ze ook niets van. Ik raak er zo van in de war dat ik niet meer zoveel plezier kan maken met mijn vriendjes op de boot. Die zal ik in Holland ook niet meer zien. De gedachte alleen al maakt mij erg verdrietig.

 

Nog maar een paar nachtjes slapen voordat we in Holland aankomen zegt mama. Ik krijg er buikpijn van, want dan begint een “nieuw leven”. Zo zeggen de volwassenen dat tegen elkaar. Ik weet niet wat ze bedoelen en dat maakt mij niet blij. Maar er is nog wel iets leuks aan het einde van de reis. Het laatste feest dat Captain’s Dinner heet. Iedereen ziet er mooi uit en is nu vrolijk. Het werkt aanstekelijk en voor even vergeet ik mijn zorgen. Ik krijg heerlijk eten en word bediend alsof ik een belangrijk mens ben. De kinderen waarmee ik aan tafel zit, laten zich van hun beste kant zien. Voordat we naar bed gaan zien we de volwassenen naar de feestzaal lopen waar er al een orkest speelt. Papa en mama gaan ook en als ik ze welterusten zeg zie ik geen zorgelijke gezichten meer.

De volgende dag heerst er veel opwinding. Papa zegt dat ik met hem mee moet komen en buiten bij de reling wijst hij in de verte. Kijk zegt hij: “daar is Holland het land waar we gaan wonen”, maar hoe goed ik ook kijk ik zie alleen een donkere streep boven de zee. “Hebben ze daar ook bergen”, vraag ik papa. Hij schudt nee en ik kan mij niet voorstellen dat je een plat land kan hebben. Indië had overal bergen en daardoor kon je soms niet ver wegkijken. Langzaam komt het land dichterbij en zie ik steeds meer. Het is heel koud geworden en er vallen witte vlokjes uit de lucht. Sneeuw heet het. Het smelt in je handen en als je het proeft, smaakt het naar niets. Hoe wordt het toch gemaakt vraag ik mij af. Vanwege de kou draag ik nu de kleding die we hebben gekregen, het zit niet fijn en kriebelt. De laarzen zorgen ervoor dat ik heel stijf loop, heel anders dan op de slippers waar ik normaal op loop.

Hoe anders is alles toch geworden en het lijkt alsof ik veel dingen opnieuw moet leren. Hoeveel merk ik als we uiteindelijk van de boot gaan en met de bus naar het pension worden gebracht.

Mijn nieuwe leven is begonnen.

Redactie Kunst&Cultuur

Redactie Kunst&Cultuur

Cultuurredactie | Publiceert cultuur gerelateerde onderwerpen, zoals literatuur, optredens, voorstellingen, exposities en culturele evenementen.