MAASSLUIS | De verhalenwedstrijd uitgeschreven door bibliotheek De Plataan leverde op het cultuurgala drie prijswinnaressen op. Vandaag de nummer twee door Liesbeth van Gelderen (Maassluis). 

de jury:

“De verhaallijn doet denken aan Charles Dickens”

Een verhaal dat zich afspeelt aan de buitenhaven van Maassluis. De melancholie zet de lezer op het verkeerd been. De jury had één kritische noot: het laatste deel had best wat langer gemogen om de spanning verder op te voeren richting het verrassend slot.

Met De Boot Mee…

In het holst van de nacht, uitkijkend over de buitenhaven van Maassluis, stond een man verscholen in de schaduw. Het was er stil. Het was alsof alles en iedereen die nacht in diepe rust verkeerde. Zelfs het water in de haven bewoog niet. Het gladde oppervlak lag erbij alsof er nog nooit een boot doorheen gevaren was. De man staarde naar het water zonder zich te bewegen. Hoe was hij hier ook alweer gekomen?

Hij herinnerde zich nog hoe hij als jonge jongen had uitgekeken over de Nieuwe Waterweg, verlangend naar avontuur. De grootste en mooiste schepen had hij voorbij zien komen, van enorme tankers tot magnifieke zeilboten met gebolde zeilen. Wat zou hij graag aan boord gaan, meegaan met de stroming van het water, nieuwe avonturen tegemoet. Hij wist het nog goed, die ene dag. Die ene dag dat er een klein schip de haven was binnengevaren en hij de stoute schoenen had aangetrokken.

“Wat een mooie boot heeft u kapitein.” had hij gezegd. De kapitein had hem aangekeken en hem verteld dat hij nog wel een dekknecht kon gebruiken. Het avontuur riep en hij had ja gezegd.

Zijn jaren op het kleine schip waren de mooiste van zijn leven geweest. Het gevoel van de wind door zijn haar, de deining van het water en de zilte smaak op zijn lippen had zijn hart verwarmd. Zijn verlangens van lang geleden hadden vorm gekregen en waren zijn verleden.

Nu stond hij hier… Er was geen wind. Geen deining. Geen zoute lucht. Alleen stilte. Een rust was neergedaald, niet alleen over waar hij was, maar ook over hemzelf. Het avontuur was geweest, zijn honger gestild. Maar waarom was hij hier? Hier bij de haven waar het allemaal begon, in een nacht zo stil dat je de muizen kon horen oversteken van wal naar schip, balancerend over de trossen.

Al starend in de onpeilbare diepte van het water, die net zo zwart was als de hemel boven hem, herinnerde hij zijn leven. De mooie momenten, vol van emotie en spanning. De dagen waarin in hij zijn schipmaten had leren kennen en één van hen was geworden. Hoe hij gretig had geleerd en was gegroeid in wat hij kon en wie hij was. Zijn thuis… zo ver weg en altijd dichtbij.

Een zachte rimpeling van het water trok zijn aandacht. Hij keek op. Onder het water scheen een licht. Het was een dof schijnsel, alsof het van heel ver weg kwam. De man keek om zich heen, maar er was verder niks of niemand te zien. De nacht was nog steeds donker, de straten waren leeg en de stilte was alles omvattend. Hij keek weer naar het water, naar de plek waar net het licht was verschenen. Het was er nog steeds en leek langzaam groter te worden. Het kwam dichterbij! De man wilde een stap achteruit zetten maar kon zich om de één of andere reden niet bewegen, alsof hij bevroren in de tijd was. Onder het wateroppervlak begonnen zich, in een schouwspel van golvende lijnen, schaduwen te vormen. Meer rimpelingen verschenen in het water. De man ervaarde plots een overweldigend gevoel van melancholie. Hij herinnerde zich de storm. De storm waar ze zo ongelukkig in terechtgekomen waren. De storm die metershoge golven op het schip had laten neerkomen, bemanningsleden van het dek had gespoeld en de kapitein radeloos achter het roer had laten staan. De storm… de kou… het water… de nacht… zo stil…

Waarom was hij nu hier, in de haven waar zijn avontuur ooit begon? Het water voor hem rimpelde nu onophoudelijk en de schaduwen onderwater hadden vorm gekregen. En langzaam maar gestaag rees het schip wat hij zo goed gekend had voor hem op uit de diepte. Hoewel hij nog steeds niet kon bewegen, viel zijn mond een stukje open. Het zag er nog precies zo uit zoals hij het zich herinnerde.

Toen het tot hem doordrong wat hij aanschouwde gleed zijn blik verder omhoog. Op het dek zag hij een gestalte staan, een man met een lantaarn, wiens gezicht zich in de schaduw bevond. Het licht van de lantaarn! Dat was het licht wat hij onderwater had gezien… De gestalte met de lantaarn kwam langzaam dichtbij en de man kon nu ook zijn gezicht zien. Het gezicht wat hij voor het laatst had gezien in die allesverwoestende storm, het gezicht met de baard dat hem moed had ingesproken, zelfs toen alles verloren leek. Als door een waas van mist keek hij naar de man die nu voor hem stond. De kapitein, op zijn boot. De storm was voorbij en hij wist nu waarom hij hier was, terug op de plek waar het allemaal begonnen was. De man keek nog een laatste keer om zich heen, terwijl een diepe rust hem overspoelde. Het was tijd om te gaan, tijd om opnieuw aan boord te gaan. Mee met de stroming, op naar het volgende avontuur.

Geschreven door Liesbeth van Gelderen (Maassluis)

Redactie Kunst&Cultuur

Redactie Kunst&Cultuur

Cultuurredactie | Publiceert cultuur gerelateerde onderwerpen, zoals literatuur, optredens, voorstellingen, exposities en culturele evenementen.