IN MAASSLUIS IS VRIJWILLIGE JEUGDHULP NIET MEER VRIJBLIJVEND

MAASSLUIS | Als er iemand in Maassluis weet hoe het zit met het dossier jeugdzorg dan is het Desiree van Doremalen. Zij schrijft op onze uitnodiging over waar het weer fout dreigt te gaan. Onderstaand het vervolg. 

In aanvulling op mijn opinieartikel “Beoogde nieuwe vorm van jeugdhulp is onwettig” het volgende.

Beoogde nieuwe vorm jeugdhulp is onwettig

 

Het plan voor ‘vrijwillige maar niet vrijblijvende jeugdhulp’ conflicteert niet alleen met de Jeugdwet. Het is ook in strijd met het Burgerlijk Wetboek (art. 1:247). Het eerste lid van art. 247 luidt: Het ouderlijk gezag omvat de plicht en het recht van de ouder zijn minderjarig kind te verzorgen en op te voeden. Daarom kunnen ouders die vrijwillige maar niet vrijblijvende jeugdhulp – zoals door de Wethouder voorgesteld – gegrond weigeren.

Burgerlijk wetboek (Deel 1)

Voorts vraag ik mij af of de wethouder wel echt bekend is met de richtlijn “Samen met ouders en jeugdige beslissen over passende hulp” van het Nederlands Jeugd Instituut (NJI).

Waarschijnlijk niet. De richtlijn is tot stand gekomen in samenwerking met de beroepsverenigingen bij het nemen van beslissingen over passende hulp. En die richtlijn gaat uit van gelijkwaardigheid tussen ouders, jeugdige en hulpverlener. Iedere SKJ geregistreerde jeugdprofessional dient deze richtlijn te hanteren.

Vanuit de wetenschap is namelijk al jaren bekend dat hulp die vanuit een dwangpositie wordt opgelegd geen resultaat heeft en onherroepelijk zal leiden tot een grotere zorgvraag en dus meer kosten; en dat is juist waarvoor de Wethouder verantwoordelijk is.

Ook gaat men in de nieuwe plannen volledig voorbij aan het wettelijk recht van ouders om met een onafhankelijke derde (dus niet met hulpverleners van het wijkteam) een familiegroepsplan te maken. Een recht wat ook geldt als er een jeugdbeschermingsmaatregel is, zo oordeelde de rechtbank Rotterdam onlangs.

In mijn ogen kiest de gemeente voor een dergelijke werkwijze vanuit de gedachte dat je op die manier een maakbare samenleving creëert waarin ieder kind superveilig is. Niemand heeft blijkbaar door dat aan het begrip veiligheid in de jeugdzorg te veel waarde wordt toegekend. Uit goed bedoelde zorg hebben te veel jeugdprofessionals een verkeerde veiligheidsbril op. Daar maak ik me al wat langer zorgen over en die zorgen worden eerder groter dan kleiner naarmate de cases die ik meemaak.

Drang en dwang uit het oogpunt van veiligheids-denken is een focus op een soort van ‘jacht op kwetsbare ouders en jongeren’ in plaats van begrip voor de moeite van het opvoeden. Met de ‘Verwijsindex risicojongeren’, een verplichte meldcode, zijn ouders en jongeren al een soort schietschijf geworden.

Die focus op veiligheid is niet meer dan een perverse blikvernauwing. In de Jeugdwet gaat het daarom terecht niet alleen over veiligheid. In artikel 2.3, waarin de jeugdhulpplicht is opgenomen, staat klip en klaar dat de inzet van jeugdhulp een jeugdige in staat moet stellen om:

  •  gezond en veilig op te groeien;
  • te groeien naar zelfstandigheid, en
  • voldoende zelfredzaam te zijn en maatschappelijk te participeren

(rekening houdend met zijn leeftijd en ontwikkelingsniveau).

Dat is dus wel flink wat breder dan veiligheid! Ik probeer het kort te houden, maar moet hier echt even citeren uit de memorie van toelichting bij de Jeugdwet:

“Bij het zo gezond en veilig mogelijk opgroeien moet bij de woorden ‘gezond opgroeien’ in dit verband niet alleen gedacht worden aan de lichamelijke gezondheid, maar ook aan de geestelijke gezondheid, een gezonde leefstijl en continuïteit in opvoeding en verzorging.

Bij de woorden ‘veilig opgroeien’ moet gedacht worden aan geborgenheid, onvoorwaardelijke liefde, respect, aandacht, grenzen, structuur en regelmaat, veiligheid thuis (huiselijk geweld) en veiligheid buitenshuis.”

Het containerbegrip ‘veiligheid’ moet van de troon in de jeugdzorg. Het is een eenzijdig en subjectief begrip, hoeveel teksten er ook gewijd worden aan definities en omschrijvingen. Het leven en welzijn van kinderen is daarvoor veel te breed en te divers. Motto’s als ‘Ieder kind veilig’ pretenderen een maakbaarheid die misplaatst is. Ik krijg er de kriebels van. Houd het hoogstens op ‘beïnvloedbaarheid’, maar ga daarbij niet louter uit van het begrip ‘veiligheid’.

Zodra een kind afwijkt van het gemiddelde (?), dreigt onbegrip en zegt het systeem in het gunstigste geval ‘hellup!’ en met een beetje pech zegt het ‘nee, sorry, wij zijn er niet voor je’. En met een perverse veiligheidsbril op oordeelt en beslist een jeugdzorgmedewerker dan over het kind. Vrijwillige hulp wordt dan ineens niet meer vrijblijvend.

Ja, er wordt wel gesproken met het kind en de ouders; maar wordt er ook echt geluisterd naar wat zij vertellen over hun leven? Of wordt alles langs de meetlat van de veiligheid beluisterd en gecheckt? Dit is een retorische vraag.

‘Vrijblijvende maar niet vrijwillige jeugdhulp’ zoals het wordt beoogd in de nieuwe Maassluise jeugdhulpplannen dreigt een koevoet te worden om in te breken in een gezin, de band tussen kinderen en ouders te beschadigen en het perspectief van kinderen om zeep te helpen.

Doe mij maar ‘Ieder kind een optimaal perspectief’, met bovenal een heilig respect voor de levenslange verhouding tussen kind en ouders. En voor het eigen leven van het kind.

Dat gaat niet over kaders, beheersing en veiligheid, maar over perspectief. Het kind is onderweg! En die weg is voor ieder kind en ieder gezin weer anders. En dat leven gaat met vallen en opstaan. Zoals dat hoort. En af en toe wordt iemand geholpen met opstaan om dan weer goed verder te kunnen en niet om voortdurend te worden geschaduwd vanuit de zogenaamde veiligheidskoker. Die tunnelvisie is juist beschadigend!

Doelmatigheid

Wat bij de jeugdhulpplannen in Maassluis nog extra schuurt, is dat zelfs als goed in kaart is gebracht waarom er zorgen zijn over kinderen en hun veiligheid (en zelfs dat is nogal eens problematisch, want vaak gebaseerd op meningen en ‘diagnoses’ van niet ter zake deskundigen), er doorgaans geen overtuigend verhaal is over de te behalen resultaten van een gedwongen interventie. Drang en dwang maatregelen, een interventie, OTS of uithuisplaatsing bevriezen dan een onveilige thuissituatie, maar creëren tegelijkertijd een nieuwe, zeer onveilige situatie met vooral een zeer onzeker perspectief voor het kind.

En dan heb ik het perspectief voor het verscheurde gezin nog niet eens genoemd. Er zijn reeksen ellendige cases bekend; waarom wordt daar toch niet echt van geleerd?!

De vraag of een gedwongen interventie doelmatig is, wordt niet zelden onvoldoende beantwoord. Of soms niet eens gesteld!

Leestip: BVD Advocaten

De angst voor onveiligheid wint het te vaak van de opdracht jeugdhulp in te zetten om kinderen een verondersteld beter perspectief te bieden. Inschattingen en beoordelingen over veiligheid worden door professionals gedaan, te vaak zonder de inbreng van het gezin en de omgeving zelf. Maar de opdracht is toch om die inbreng juist wèl mee te wegen?

Als ‘Ieder kind een optimaal perspectief’ het motto wordt, dan kun je niet anders dan de ouders, het kind en de mensen uit de sociale omgeving vragen om mee te praten. Jeugdzorg moet het kind in zijn eigen leven verder helpen. En niet dat leven overhoop gooien uit angst voor onveiligheid. Het Burgerlijk Wetboek biedt reeds voldoende basis voor zo’n gezond leven!

Desiree van Doremalen


zie ons archief over JEUGZORG:  ARCHIEF: dossier Jeugdzorg

 

Desiree van Doremalen

Desiree van Doremalen

Desiree van Doremalen | Juridisch adviseur | Ouderplatform Rijnmond | vaste columnist op woensdag 1x per maand (01-2015 tm 04-2016)