Als je, zoals ik, de nodige decennia op deze aardbol hebt doorgebracht, dan herken je paniekzaaierij als geen ander. Ik ben 68 jaar oud inmiddels en gepensioneerd. Ik heb de wereld zien veranderen. Ik ben een man van nuance, van afwegingen, maar ook van gezond verstand. En als ik nu om mij heen kijk, zie ik een land dat in de ban is van angst en voorbereidingen die ergens tussen logisch en lachwekkend zweven.
Weet u nog, een paar maanden geleden, toen de overheid ons aanspoorde om een noodpakket aan te schaffen voor 24 uur? Inmiddels is dat opgeschroefd naar 72 uur. De inhoud: een zaklamp, contant geld, een radio op batterijen of een opwindbare variant, en natuurlijk lang houdbaar voedsel. Een goedbedoelde richtlijn, maar laten we even kritisch kijken naar de effectiviteit ervan.
Allereerst: waar bereiden we ons precies op voor? Het conflict in Oekraïne heeft Europa wakker geschud. Plots realiseren we ons dat oorlog niet enkel iets is dat ver van ons bed gebeurt. Een militaire dreiging in Europa is niet langer een ver-van-mijn-bedshow. Dat is een bittere pil, maar wel een noodzakelijke realisatie.
Maar laten we eerlijk zijn: als er werkelijk een serieuze crisis uitbreekt – een aanval op Nederlandse bodem, een totale elektriciteitsuitval of erger – dan zijn die 72 uur overlevingspakketjes een pleister op een slagaderlijke bloeding. Natuurlijk, het kan helpen bij korte-termijnproblemen: een stroomstoring, een regionale ramp, een cyberaanval. Maar in een oorlogsscenario? Dan hebben we aan een noodpakket van 72 uur weinig.
Toch is het ook niet helemaal zinloos. Wat de overheid eigenlijk probeert te doen – en daar kan ik wel waardering voor opbrengen – is ons voorbereiden op het idee van zelfredzaamheid. Een bevolking die niet meteen in paniek raakt bij de eerste de beste crisis is goud waard. In dat opzicht zijn deze noodpakketten geen definitieve oplossing, maar een mentale oefening. Het zet mensen aan het denken: ‘Wat als ik een paar dagen zonder gas, water en licht zit?’ Dat is een goede vraag.
Maar de vraag die we onszelf óók moeten stellen, is: hoe robuust is onze samenleving eigenlijk? Moeten we niet verder kijken dan die 72 uur? Want als er iets is wat ik heb geleerd in het zakenleven, dan is het wel dat je niet alleen een plan B moet hebben, maar ook een plan C en D.
Echte voorbereiding betekent niet alleen een noodpakket in de kast zetten. Het betekent nadenken over je afhankelijkheid van supermarkten, van elektronische betalingssystemen, van centrale aanvoer van energie en water. Echte voorbereiding is investeren in veerkracht, in lokale voedselproductie, in een energievoorziening die niet zomaar plat kan worden gelegd. Dáár zou het beleid op gericht moeten zijn.
En laten we eerlijk zijn: Nederland is kwetsbaar. We hebben geen strategische voorraden meer zoals in de Koude Oorlog. We zijn gewend aan een wereld waarin alles op afroep beschikbaar is. Just-in-time-delivery, efficiënte productieketens – prachtig in vredestijd, maar een ramp als de aanvoer stokt. Waar zijn onze nationale reserves? Onze voorraden olie, gas, voedsel? We moeten niet alleen individuele burgers vragen een noodpakket aan te leggen, maar als land zelf zorgen dat we niet in totale chaos vervallen als de situatie escaleert.
Er is dus nuance nodig. Ja, een noodpakket voor 72 uur is beter dan niets. Maar het is geen wondermiddel. Als samenleving moeten we verder denken dan een paar blikken soep en een zaklamp. We moeten investeren in echte crisisbestendigheid, op zowel persoonlijk als nationaal niveau. Dat betekent minder afhankelijkheid van internationale ketens, meer strategische reserves, en een bevolking die niet alleen bang wordt gemaakt, maar écht wordt voorbereid.
Dus, beste landgenoten, wees niet alleen bezig met het afvinken van een lijstje van spullen voor in de kast. Denk na over de langere termijn. Leer hoe je zelfredzamer wordt, hoe je minder afhankelijk bent van een fragiel systeem. En, misschien wel het belangrijkste: laat je niet alleen leiden door angst, maar door gezond verstand.
Dat is mijn klare kijk op de zaak. Daar kunt u het mee doen.
Columnisten schrijven eigen visie op persoonlijke titel.
- De aard van de journalistieke vorm van columns is dat deze informatief, leerzaam. onderhoudend maar ook kritisch, humoristisch (parodie, ironisch, sarcastisch, satirisch) en prikkelend kunnen zijn binnen een maatschappelijke context.
- Waar de columnist dat zelf nodig acht, kunnen links in de tekst staan die naar achtergrondinformatie doorverwijzen
- Wat voor de één een leuke of rake column is, is voor een ander onzin, een belediging of niet acceptabel. Youp van ’t Hek die met alles en iedereen de vloer aanveegt in zijn columns in het NRC wordt niet door iedereen gewaardeerd. Hetzelfde geldt voor Theo Holman in Het Parool en diverse andere columnisten.
- Aan columnisten wordt door de Nederlandse rechter een grote mate van vrijheid toegekend in hun columns. Deze vrijheid kan zich ook uitstrekken tot teksten die, als ze buiten een column geschreven zouden zijn, als kwetsend of beledigend gekenmerkt worden.
voorliggende column is tot nu toe gelezen door: 189 lezers Abonneer je om de nieuwste berichten naar je e-mail te laten verzenden.
Ontdek meer van MAASSLUIS.NU