“Moet je eigenlijk reageren op die reacties onder je stuk?” vraagt mijn eindredacteur terwijl hij zijn koffie roert. Ik kijk hem even aan en glimlach. “Dat hangt ervan af. Wil je een beschaafde dialoog of een eindeloze loopgravenoorlog?”
We zitten in een redactiekamer met uitzicht op de stad waar ik net een kritisch stuk over heb geschreven. Het gaat over het nieuwste staaltje bestuurlijke acrobatiek: een peperduur prestigeproject dat ten koste gaat van sociale woningbouw. De reacties onder het artikel stromen binnen. Sommigen zijn het met me eens, anderen noemen me een ‘linkse betweter’, een ‘rechtse populist’ of een ‘verwarde nitwit’. Ergens halverwege duikt een bericht op dat me vergelijkt met een oud-Griekse filosoof, maar dat blijkt sarcastisch bedoeld.
“Reageer jij op zulke reacties?” vraag ik.
Mijn eindredacteur zucht. “Het hangt ervan af. Als iemand een inhoudelijk punt maakt, kan een reactie nuttig zijn. Maar als je in discussie gaat met iemand die alleen maar roept dat je een idioot bent, geef je hem precies wat hij wil: aandacht.”
Daar zit wat in. Maar ik worstel toch met die vraag. Hoeveel rekenschap moet je als journalist geven aan de publieke opinie? Is het onze taak om de lezers tevreden te houden, of juist om ze uit te dagen?
“Soms lijkt het alsof mensen verwachten dat een journalist een soort serviceverlener is,” zeg ik. “Dat we de publieke opinie netjes weerspiegelen, zoals een winkelier de schappen vult met wat de klant graag wil kopen. Maar zo werkt het niet, toch?”
Mijn eindredacteur leunt achterover. “Nee. Een journalist is geen pleaser. Je taak is om waarheidsgetrouw te berichten en macht te controleren, niet om vrienden te maken. Maar dat betekent niet dat je de publieke opinie kunt negeren. Mensen willen gehoord worden. Ze willen weten dat hun zorgen serieus worden genomen.”
Ik knik. Dat is het spanningsveld waarin we ons bevinden. We zijn geen activisten, geen influencers, en zeker geen propagandisten. Maar we zijn ook geen afstandelijke observatoren die in een ivoren toren stukjes tikken zonder oog voor de lezers.
“Het lastige is dat sommige lezers kritiek op het stadsbestuur persoonlijk opvatten,” zeg ik. “Ze zien het alsof ik hún aanpak, alsof ik tegen hun wijk, hun gemeenschap ben. Terwijl ik alleen maar vraag of het beleid eerlijk en effectief is.”
Mijn eindredacteur glimlacht. “Dat is een klassiek probleem. Macht en emotie zijn lastig te scheiden. En laten we eerlijk zijn: stadsbesturen zijn daar zelf ook goed in. Ze framen kritiek graag als een aanval op de vooruitgang, op de gemeenschap, op de harde werkers die ‘gewoon hun best doen’.”
Ik zucht. “Dus als je kritiek hebt, ben je automatisch een azijnpisser, een doemdenker, of erger: iemand die ‘de stad kapot schrijft’.”
Hij lacht. “Precies. Maar wat is de primaire taak van een krant?”
Ik neem een slok van mijn koffie en denk na. “Het publiek informeren. De macht controleren. Misstanden blootleggen.”
Hij knikt. “Juist. En dat betekent dat je niet kunt schrijven met als doel om aardig gevonden te worden. Soms moet je tegen de stroom in. Dat is geen onverschilligheid tegenover de publieke opinie, maar een keuze om niet slaafs de waan van de dag te volgen.”
Dat is het. De publieke opinie is een factor, maar geen kompas. Een goed journalistiek stuk moet het vermogen hebben om zowel te informeren als te confronteren. Soms doet dat pijn. Soms wordt het verkeerd begrepen. Maar uiteindelijk is het doel niet om applaus te krijgen, maar om mensen aan het denken te zetten.
“Dus ik moet me niet te veel aantrekken van die reacties?”
Mijn eindredacteur lacht. “Lees ze. Begrijp ze. Maar laat ze je werk niet bepalen. En reageer alleen als het echt iets toevoegt. Want uiteindelijk is je taak niet om de lezers naar de mond te praten, maar om ze een spiegel voor te houden. Zelfs als ze daar niet in willen kijken.”
Ik kijk weer naar de stad. De discussie is nog lang niet voorbij, en dat is maar goed ook.
Columnisten schrijven eigen visie op persoonlijke titel.
- De aard van de journalistieke vorm van columns is dat deze informatief, leerzaam. onderhoudend maar ook kritisch, humoristisch (parodie, ironisch, sarcastisch, satirisch) en prikkelend kunnen zijn binnen een maatschappelijke context.
- Waar de columnist dat zelf nodig acht, kunnen links in de tekst staan die naar achtergrondinformatie doorverwijzen
- Wat voor de één een leuke of rake column is, is voor een ander onzin, een belediging of niet acceptabel. Youp van ’t Hek die met alles en iedereen de vloer aanveegt in zijn columns in het NRC wordt niet door iedereen gewaardeerd. Hetzelfde geldt voor Theo Holman in Het Parool en diverse andere columnisten.
- Aan columnisten wordt door de Nederlandse rechter een grote mate van vrijheid toegekend in hun columns. Deze vrijheid kan zich ook uitstrekken tot teksten die, als ze buiten een column geschreven zouden zijn, als kwetsend of beledigend gekenmerkt worden.
voorliggende column is tot nu toe gelezen door: 146 lezers Abonneer je om de nieuwste berichten naar je e-mail te laten verzenden.
Ontdek meer van MAASSLUIS.NU