Klik voor de definitie van een column
  Een column is géén nieuwsartikel. Wat is het wel? Onderstaande maakt duidelijk dat je een column moet begrijpen door niet alleen de woorden tot je te nemen, maar door te bedenken welke  boodschap de columnist – mogelijk tussen de regels door –  aan de lezers geeft. Begrijp je de boodschap? Zie je wat de schrijver bedoelt? Daar kan ieder individu wat van vinden. Als het een eigen pijnplek is, kan de lezer de aanvechting hebben om helemaal erin mee te gaan of er volledig tegenin te gaan. Het is goed dat je als lezer weet wat (de waarde en betekenis van) een column is.
  • De aard van de journalistieke vorm van columns is dat deze informatief, leerzaam. onderhoudend maar ook kritisch, humoristisch (parodie, ironisch, sarcastisch, satirisch) en prikkelend kunnen zijn binnen een maatschappelijke context.
  • Waar de columnist dat zelf nodig acht, kunnen links in de tekst staan die naar achtergrondinformatie doorverwijzen
  • Wat voor de één een leuke of rake column is, is voor een ander onzin, een belediging of niet acceptabel. Youp van ’t Hek die met alles en iedereen de vloer aanveegt in zijn columns in het NRC wordt niet door iedereen gewaardeerd. Hetzelfde geldt voor Theo Holman in Het Parool en diverse andere columnisten.
  • Aan columnisten wordt door de Nederlandse rechter een grote mate van vrijheid toegekend in hun columns. Deze vrijheid kan zich ook uitstrekken tot teksten die, als ze buiten een column geschreven zouden zijn, als kwetsend of beledigend gekenmerkt worden.
Zie ook bijgaande definitie van wikipedia:  

© wikipedia

Dus ik won de 3e prijs…

Vorig jaar de 2e prijs in de Schrijfwedstrijd volgens opdracht en nu de 3e. Mag ik deze delen met je? Hoor graag wat je er van vindt!


Een zomerse dag…in de Vlietlanden?

Als ik hem nader zwaait hij naar mij, ik zwaai terug. Ik versnel mijn stappen over de Foppenplaskade richting het pontje de Kwakel en stap aan boord. Elkaar kort groetende, is het sein om te vertrekken naar de andere kant, naar de Kwakelweg. Ik ga zitten op de enige stoel op het pontje, die van de schipper, schijnbaar heb ik dat privilege mij ergens in de loop der tijd toegeëigend.

We vertrekken, mijn haar beweegt zachtjes in de zwoele wind, ik sluit mijn ogen en luister. Het meevaren op het pontje lijkt meer en meer het summum van de wandeling te worden. Mijn verlangen naar de combinatie van rust, geuren en geluiden, zeker het eerste pontje als er nog niemand over wil varen. Ik hoor mijzelf diep ademhalen, mijn zintuigen ontvangen de heerlijke frisse geur, een combinatie van vocht en frisgroen, het klotsende water tegen de pont en oever, diverse liederen van de vogels. Zachtjes drijf ik weg in een fase van intense ontspanning.

Mijn moment van geluk op deze zomerse dag in de Vlietlanden, mijn geliefd wandelgebied, wordt onderbroken door de schipper met zijn geluiden om aan te leggen. Ik open mijn ogen, we kijken elkaar even aan, ik glimlach naar hem en ik krijg een knipoog terug. Iedere week weer, zonder woorden, niet meer en niet minder dan elkaar groeten en blijkbaar begrijpen, iedere eerste vaart van het pontje, iedere donderdag. Terwijl de schipper zijn boot aanlegt valt mijn oog op het bankje aan de rechterkant van de Kwakelweg. Het bankje waar gewacht wordt op het pontje om de oversteek te maken naar de andere kant. Een fragiel vrouwtje zit op het bankje, met een prachtige zijdeachtige goudgele hoed met enkele veren welke speels in de wind dansen.

Als ik het pontje af stap, draai ik mij nog even om, de schipper en ik elkaar groeten elkaar zoals gebruikelijk. Ik vervolg mijn weg richting het bankje, onderdeel van iedere wandeling om daar nog even te gaan zitten, nogmaals te genieten van een stukje rust, een blik over de vlieten. Bij het bankje aangekomen, groet ik beleefd het vrouwtje en ga een eindje van haar vandaan zitten. Ze heeft blijkbaar niet de intentie om met het pontje over te varen, ze kijkt strak voor zich uit en zegt niets. Onbeschaamd bekijk ik haar, een mager klein maar chique vrouwtje. De zijdeachtige goudgele hoed over haar prachtige donkere kroeshaar, haar donkere gezicht met lichte blosjes van aangebrachte rouge, haar rode lippen en de subtiele oogschaduw. Haar goudkleurig bloesje met ruches, de eveneens goudkleurige plissérok beweegt zo nu en dan in de wind. Haar bruine tas houdt ze stevig vast op de schoot, met 2 handen, net alsof ze niet zou willen dat haar rok omhoog waait. Rimpelige handen voorzien van een gouden trouwring en een zegelring. Haar benen netjes naast elkaar en aan haar voeten bruine schoenen met gouden gespen. Een mager klein oud vrouwtje, zo gekleed of ze net uit de coulissen van een toneelstuk is weg gelopen, ik herken de kleding van de jaren 50. Ze zit daar als een blinkende ster zonder publiek.

Plots draait ze haar hoofd om en kijkt mij aan met prachtige bruine ogen. “Vind je mij mooi?”, vraagt ze onverwachts. Ik knik ja. Ze draait haar hoofd weer terug om over het water te staren, ik sluit mij net zoals zij zwijgend aan.

Hoelang wij daar samen hebben gezeten, weet ik niet. Eindeloze rust kan lang voelen maar in tijd kort zijn.

“Dit is de laatste keer dat ik hier kom,” hoor ik haar plots zeggen, ik kijk haar aan en ze vervolgt:” Ja, de laatste keer. Dit plekje is van mij, van mij alleen, nou eigenlijk van ons. Nee niet jou en mij maar van Alexander en van mij. Maar hij is er niet meer, dus nu is het plekje van mij alleen. Ons plekje waar hij mij ooit een eerste kus heeft gegeven.” Ze stopt even met praten, zucht en met een grote glimlach vervolgt ze verder”. Een kus aan mij, Magdalena, het hulpje in de huishouding, van hem, Jonkheer Alexander. Volgens Alex was ik de mooiste vrouw van de wereld, onze liefde was zo mooi, zo zuiver, zo intens maar ook moeilijk. Onze eerste kus, niet op het bankje maar zittend in het gras, waar nu dit bankje staat, dat bankje was er 65 jaar geleden niet. Wij kwamen ieder jaar op deze dag naar deze plek, altijd op dezelfde manier. Iedere keer vertelde Alexander dat het zijn keuze was de adellijke familie te laten vallen om zijn grote liefde, dat was ik. We herhaalde altijd onze eerste kus, hier op het bankje en gingen weg op dezelfde manier als we waren gekomen. Maar dat is voorbij. Ik kom en ga zoals wij toen kwamen. Ik kom afscheid nemen. Ik ga dood, iedereen gaat dood, maar ik ga dood, morgen, omdat ik dat wil en niemand die mij tegenhoudt en dat is fijn. Ik ga naar Alexander, hij wacht op mij, ik voel het”.

In de verte hoor ik een geluid naderen. Ik draai mij om en zie een paard en koets op de Kwakelweg dichter en dichterbij komen, om vlakbij het bankje halt te houden. Het lijkt of als de tijd stil heeft gestaan. De koetsier, gekleed in een prachtig rood met goud afgezet kostuum, stapt af en komt op het fragiele vrouwtje af, reikt haar zijn hand en zegt beleefd: ”Mevrouw, het is tijd.” Ze aanvaard de uitgestoken hand en loopt langzaam met de koetsier richting de koets. Ze knikt nog even snel naar mij als zijnde een laatste groet en verdwijnt met de woorden: ”En nu is het bankje van jou, liefje”.

Ik kijk haar na, hoe ze geholpen wordt in de wagen, de deur zich sluit, de koetsier zijn paarden ment en vertrekt. Overvallen door verdriet, verdriet van gemis, van eenzaamheid, van pijn om haar pijn. Ik draai mij om en staar over de vlieten in het oneindige.

Een plotselinge schrik overvalt mij, is dit mijn laatste wandeling hier, mijn laatste keer met het pontje? Het zal nooit meer hetzelfde zijn.

Ik probeer mijn gedachten te ordenen, sluit mijn ogen en probeer het intense geluksgevoel terug te halen. Uit mijn rugtas pak ik een stukje papier en een pen. Ik schrijf in sierlijke letters “Ik, Magdalena, schenk mijn bankje aan jou, aan jou die intens geluk nodig heeft. Ga zitten, sluit je ogen, adem diep in en luister”. Ik vouw het blaadje, leg het briefje op het bankje, om het briefje niet weg te laten waaien leg ik er een steen op welke naast het bankje ligt.

Ik sta op en vervolg mijn weg, ik hoor het naderende pontje en draai mij nog eenmaal om. Alsof de schipper het aanvoelt kijkt hij naar mij. Aarzelend steek ik mijn arm omhoog en zwaai, ook hij steekt aarzelend zijn arm omhoog en zwaait terug. Hij weet het net als ik, dit was een laatste zomerse dag…onze laatste zomerse dag… in de Vlietlanden.

Reageren? … Blader naar beneden plaats jouw reactie direct onder artikel [binnen 30 dagen na publicatiedatum]

◄ klik voor Publicatieschema columnisten

voorliggende column is tot nu toe gelezen door: 358 lezers



Ontdek meer van MAASSLUIS.NU

Abonneer je om de nieuwste berichten naar je e-mail te laten verzenden.

Yvonne Boeckx

Yvonne Boeckx

Yvonne Boeckx | Zaterdagcolumnist (2 wekelijks) | 8/2015 - heden |

klik voor ALLE columns van Yvonne

4 Reacties

  1. Irene Plug
    1 juli 2023 at 10:38

    Jeetje Yvonne, wat een mooi verhaal.
    Irene Plug

  2. Jeanette Poot
    1 juli 2023 at 09:26

    Goedemorgen, ik had het verhaal al gehoort van je, maar net als de eerste keer rollen de tranen vrij over de wangen, blijf alsjeblieft schrijven, voor een volgende hopelijk eerste prijs, Jeanette Poot

  3. Ton van Arkelen
    1 juli 2023 at 08:17

    Beste Yvonne,
    Ik weet niet hoe het verhaaltje van de 1e of 2e prijs is maar ik vind dit een leuk verhaaltje. Ik herken iemand anders in je omschrijving van het ”oude dametje”, het had zeker ook op haar van toepassing kunnen zijn.
    Vgr. Ton van Arkelen

    • janny
      7 juli 2023 at 10:01

      goedemorgen meis wat een prachtig verhaal weer ik begrijp niet dat je geen 1e geworden bent