Afgelopen weekend heb ik iets bijzonders meegemaakt in Maassluis. Iets dat me raakte. Iets dat me even deed vergeten dat ik normaal gesproken vooral met mijn fiets, mijn tuin en mijn krantenartikelen over geopolitiek bezig ben. Iets dat me zelfs even deed denken aan mijn jonge jaren in Amsterdam, toen ik daar op een zwoele zomeravond voor het eerst het Grachtenfestival meemaakte.
Ik heb het over de allereerste editie van het Vlietenfestival, hier in ons eigen Maassluis. Een charmant initiatief dat klassieke muziek bracht naar onverwachte plekken langs de Noordvliet. Geen grootse zalen of fluwelen stoelen, maar intieme optredens lang de vliet bij een galerie en zelfs op een terrasponton. Daar stonden ze: jonge talenten met hun harp, fagot, cello, hoorn, viool, piano – en bovenal: passie.
Als je op mijn leeftijd bent, durf je al eens wat sneller te denken: “Dat heb ik allemaal wel gezien.” Maar dat is het mooie van kunst: ze weet je telkens weer te verrassen, als je tenminste je oren en je hart openhoudt. Zo zat ik daar ineens, midden op de middag, op een locatie aan de Vliet te luisteren naar een jonge violiste die met haar ogen dicht speelde alsof ze haar hele ziel op die snaren legde. Er viel een stilte na afloop die meer zei dan applaus ooit kan zeggen. En ik keek opzij en zag mensen met tranen in hun ogen. Zomaar, op een gewone zaterdagmiddag.
Het mooiste vond ik misschien nog wel de vanzelfsprekendheid waarmee het gebeurde. Geen poespas, geen “dit is niks voor mij”-houding, geen drempels. Mensen wandelden rond, kwamen iets tegen, bleven staan, gingen zitten, luisterden. Zelfs kinderen – ja, echt – zaten geboeid te kijken hoe een jongedame een harp bespeelde alsof het het meest normale instrument van de wereld was.
Klassieke muziek heeft dat wonderlijke vermogen om werelden te openen. En nee, het is niet elitair. Het is juist universeel. Of het nu Bach is, een modern stuk voor fagot of hoorn, of een lyrisch pianowerk van Chopin – het vertelt iets zonder woorden. Over verlangen. Over stilte. Over ritme en onrust. Over onszelf. Zelfs als je er niets van “verstaat”, voel je toch dat er iets in je mee resoneert. Alsof iemand je hart even voorzichtig aanraakt. En dat, dames en heren, is iets wat je niet vaak meer meemaakt in deze tijd vol pushberichten, meningen, en herrie.
Het festival deed me dus denken aan het Grachtenfestival, waar Amsterdam al decennia lang zomers mee oplicht. Maar het Vlietenfestival had iets eigenzinnigs. Iets kleinschaligs, intiems. Iets dat past bij Maassluis. Wij zijn geen stad van grootse gebaren, maar van degelijke warmte. Van dingen goed doen, zonder schreeuwen. Dit festival liet zien dat klassiek en eigentijds hand in hand kunnen gaan. Dat jonge musici en oude panden elkaar versterken. Dat een kleine stad groots kan klinken.
En weet u wat het mooiste is? Dit was pas de eerste editie. Een probeersel, zou je kunnen zeggen. Maar het voelde al meteen als iets dat thuishoort in onze stad. Iets wat je volgend jaar opnieuw wilt meemaken. Iets waarvan je denkt: wat als dit nou elk jaar terugkomt? Wat als onze Vliet een vaste plek wordt op de culturele kaart?
Wat mij betreft is dat geen vraag meer, maar een opdracht. Aan ons allemaal. Aan de organisatoren, die een dijk van een prestatie hebben geleverd. Aan de gemeente, die dit zou moeten koesteren. Aan ons publiek, dat nu al uitkijkt naar meer. Aan de jonge muzikanten, die met hun talent iets prachtigs achterlieten in de stad.
Want laten we eerlijk zijn: in een tijd waarin de wereld vaak hard en luid is, hebben we plekken nodig waar het stil mag zijn. Waar muziek niet de achtergrond is, maar de boodschap. Waar jonge mensen met gevoel en vakmanschap de leiding nemen. Waar de Vliet niet alleen water draagt, maar ook klanken, verhalen en verwondering.
Laten we dit Vlietenfestival omarmen als een nieuwe traditie. Laten we het koesteren, uitbreiden, en doorgeven. Wie weet, over tien jaar, staat er een internationaal geroemd festival op de kaart – begonnen met een paar jonge musici die het aandurfden om hun passie te delen in Maassluis.
En ik? Ik hoop er dan nog steeds bij te zijn. Op een bankje aan het water. Met open oren. En een warm hart. Want sommige dingen worden mooier met de jaren. Net als klassieke muziek.
Tot volgend jaar, Vlietenfestival.
Columnisten schrijven eigen visie op persoonlijke titel.
- De aard van de journalistieke vorm van columns is dat deze informatief, leerzaam. onderhoudend maar ook kritisch, humoristisch (parodie, ironisch, sarcastisch, satirisch) en prikkelend kunnen zijn binnen een maatschappelijke context.
- Waar de columnist dat zelf nodig acht, kunnen links in de tekst staan die naar achtergrondinformatie doorverwijzen
- Wat voor de één een leuke of rake column is, is voor een ander onzin, een belediging of niet acceptabel. Youp van ’t Hek die met alles en iedereen de vloer aanveegt in zijn columns in het NRC wordt niet door iedereen gewaardeerd. Hetzelfde geldt voor Theo Holman in Het Parool en diverse andere columnisten.
- Aan columnisten wordt door de Nederlandse rechter een grote mate van vrijheid toegekend in hun columns. Deze vrijheid kan zich ook uitstrekken tot teksten die, als ze buiten een column geschreven zouden zijn, als kwetsend of beledigend gekenmerkt worden.
voorliggende column is tot nu toe gelezen door: 283 lezers Abonneer je om de nieuwste berichten naar je e-mail te laten verzenden.
Ontdek meer van MAASSLUIS.NU
Geen Reactie