Het is zaterdag en eigenlijk veel te vroeg om al zo actief te zijn. Licht gehaast loop ik naar metrostation West, op een steenworp afstand van mijn huis. Aan de overkant zie ik de eerste lelietje-van-dalen tussen de heg groeien, terwijl een flauw zonnetje voorzichtig doorbreekt.
Sinds kort kun je met je pinpas door de poortjes. Even wennen, maar eigenlijk ongelooflijk handig. Kijk mij eens meegaan met de tijd.
In de metro nestel ik me in een hoekje. Hoekjes zijn fijn. Je kunt een beetje ongezien om je heen kijken. Ik moet tot Beurs, dus voorlopig zit ik wel goed. Voor de zekerheid heb ik een boek in mijn tas – handig voor als ik het uitzicht zat ben. Af en toe kijk ik naar buiten, dan weer naar de bladzijden. Het verhaal grijpt me: een man met een dreigende burn-out belandt in een klooster in Nepal om zichzelf te vinden. Weg van alle afleidingen en het gehaaste leven, teruggeworpen op zichzelf.
Ik kijk op en zie hoe iedereen om me heen gebiologeerd naar zijn telefoon staart. Kleine eilandjes van mensen, los van elkaar. Geen contact met de wereld, laat staan met elkaar. Ik vraag me af of ze überhaupt in contact met zichzelf zijn. Er is geen emotie te zien, alleen verstilling. Alsof ik als buitenstaander naar een groep kijk. Zij zien mij niet, ik hen wel.
En toch hoor ik ook bij die groep. Op een normale zaterdagochtend lig ik vaak zelf een uur hersenloos te scrollen. Hersenloos – dat is het juiste woord. Het is alsof er een luikje opengaat in m’n hoofd. Ik zie ineens het effect van de smartphone in volle glorie: mensen op zoek naar verbinding, maar ondertussen juist steeds verder verwijderd van echt contact. Wat ooit begon als een technologische revolutie, lijkt verworden tot een sociale nachtmerrie. Jongeren die zich minder goed kunnen concentreren, slaaptekort hebben, onzeker worden door het eindeloze vergelijken met anderen. En dat isolement – want digitaal contact weegt niet op tegen fysiek menselijk contact.
Stel je voor dat je straks negentig bent. Je hebt gewerkt, gegeten, geslapen – minder dan je had moeten doen. En ondertussen heb je jaren van je leven besteed aan kattenfilmpjes en TikTok-dansjes. Zou je spijt hebben van al die verspilde tijd?
Op Beurs klap ik mijn boek dicht en stap uit. De man in het klooster is nog volop bezig met zijn zoektocht. Vlak naast me zie ik een vader met zijn twee dochters, een jaar of zeven, acht. Ze stralen terwijl papa uitlegt hoe ze het metrobord met de haltes moeten lezen. Hij wijst hun halte aan en ze knikken enthousiast. Ja, papa! Geen likes, geen volgers – gewoon plezier in het moment.
Ik glimlach en wens ze een fijne dag. En terwijl ik mijn telefoon in mijn tas laat glijden, besluit ik: dit weekend ga ik eens écht offline.
Columnisten schrijven eigen visie op persoonlijke titel.
- De aard van de journalistieke vorm van columns is dat deze informatief, leerzaam. onderhoudend maar ook kritisch, humoristisch (parodie, ironisch, sarcastisch, satirisch) en prikkelend kunnen zijn binnen een maatschappelijke context.
- Waar de columnist dat zelf nodig acht, kunnen links in de tekst staan die naar achtergrondinformatie doorverwijzen
- Wat voor de één een leuke of rake column is, is voor een ander onzin, een belediging of niet acceptabel. Youp van ’t Hek die met alles en iedereen de vloer aanveegt in zijn columns in het NRC wordt niet door iedereen gewaardeerd. Hetzelfde geldt voor Theo Holman in Het Parool en diverse andere columnisten.
- Aan columnisten wordt door de Nederlandse rechter een grote mate van vrijheid toegekend in hun columns. Deze vrijheid kan zich ook uitstrekken tot teksten die, als ze buiten een column geschreven zouden zijn, als kwetsend of beledigend gekenmerkt worden.
voorliggende column is tot nu toe gelezen door: 179 lezers Abonneer je om de nieuwste berichten naar je e-mail te laten verzenden.
Ontdek meer van MAASSLUIS.NU