Ik kom hem vaker tegen als ik door het Stadshart flaneer. Het lijkt me een geschikte kerel, maar dat beeld baseer ik slechts op het feit dat hij altijd vriendelijk groet. Vandaag oogt hij wat getormenteerd, gekweld. Hij kijkt bezorgd en lijkt een beetje afwezig, stilletjes gezeten daar op een bankje.
Ik besluit hem aan te spreken en neem plaats naast hem.
“Goedemiddag mijnheer, hoe gaat het met u?”
Hij kijk verrast op, zijn gezicht klaart op: “Weet u dat u de eerste bent die mij aanspreekt? Ik zit hier al een uur, maar iedereen loopt straal langs mij heen. De een gehaast om zijn gebak te halen, de ander verdiept in zijn eeuwige telefoon. Moeders met hysterische kinderen, zeg maar gewoon ettertjes. En ik zit daar stil te zijn met al die hectiek om mij heen. Vreemde gewaarwording hoor!”
Ik knik begrijpend: “Ik herken dat wel. U moet eens weten hoe vaak ik door het Stadshart wandel, zonder dat ik ook maar iemand spreek, zonder dat ook maar iemand een vriendelijk hoofdknikje geeft. De enige die ik af en toe spreek zijn fietsers die mij bijna van de sokken rijden. En dat is geen vriendelijk gesprek.”
Hij reageert: “O, dus u heeft dat ook. Ik heb soms het idee dat we in Zombiestad wonen. Levende doden. Alleen Michael Jackson ontbreekt… Het schijnt trouwens dat zijn lichaam gebalsemd is en bewaard wordt in een koperen kist tot het moment dat de wetenschap zover is om hem te reanimeren. Ziet u het voor u?”
Ik moet even nadenken en zeg dan: “Ik zou dat zelf nooit willen. Freddie Mercury zong ooit een lied dat mijn gedachten volledig vertolkt Who wants to live forever?”
Hij knikt: “Ja, dat is inderdaad een goede vraag. Stel je voor dat je over zestig jaar weer tot leven komt. Wat er allemaal gebeurt in ruim een halve eeuw weten we allebei. Denk maar terug aan de jaren zestig en wat er sindsdien allemaal is gebeurd.”
We zwijgen beiden een paar minuten. Dan spreekt hij weer: “De Patijnestraat, De Bek van het Paard, de Kippenbrug, zeeslepers in de haven, Het Stort als meest westelijk bebouwd deel. Wij woonden er vlakbij het open land. Als mijn opa nu zou kijken, denk ik dat die ouwe heer gek zou worden. Metro, e-bike, fatbike, pizzeria’s, sushi bars. Het zijn maar een paar kleine dingen. Laat staan de grotere zaken.”
Ik beaam het: “Ja dat kan ik mij heel goed voorstellen. Ik zeg weleens dat je ongemerkt uit de tijd wegglijdt. Slowly, slowly fade away. We blijven hangen bij wat we fijn vonden. Dat varieert van muziek tot tv. Ik betrap mijzelf erop dat ik af en toe zelfs verlang naar een potje schaak onder het genot van een borrel.”
Hij knikt enthousiast: “Nou dat zou ik ook wel willen. Ik zou u willen uitnodigen voor een potje in de recreatieruimte van Oud Sluys. Helaas is daar de borrel onlangs verboden. Heeft u een suggestie voor een andere locatie?”
Ik bevestig dat: “Ik denk dat we maar eens een keer bij Kevin’s aan mijn stamtafel moeten gaan zitten. De borrel aldaar is prima en het personeel is er zeer vriendelijk.”
Hij kijkt blij: “Dat is dan afgesproken. Ik zal er komende vrijdagmiddag zijn. Ik neem mijn speelbord wel mee.”
Ik sta op, geef hem een hand en neem afscheid: “Afgesproken. Tot dan!” Ik loop monter richting het Grand café. Bij binnenkomst groet de jongedame achter de bar mij hartelijk: “Wat ziet u er vandaag blij uit. Watskebeurt?”
Ik leg haar uit welk leuk vooruitzicht ik heb en dat zij mij deze week nog een keer mag verwachten. Voldaan hef ik mij glas.
“Santjes!”
Columnisten schrijven eigen visie op persoonlijke titel.
- De aard van de journalistieke vorm van columns is dat deze informatief, leerzaam. onderhoudend maar ook kritisch, humoristisch (parodie, ironisch, sarcastisch, satirisch) en prikkelend kunnen zijn binnen een maatschappelijke context.
- Waar de columnist dat zelf nodig acht, kunnen links in de tekst staan die naar achtergrondinformatie doorverwijzen
- Wat voor de één een leuke of rake column is, is voor een ander onzin, een belediging of niet acceptabel. Youp van ’t Hek die met alles en iedereen de vloer aanveegt in zijn columns in het NRC wordt niet door iedereen gewaardeerd. Hetzelfde geldt voor Theo Holman in Het Parool en diverse andere columnisten.
- Aan columnisten wordt door de Nederlandse rechter een grote mate van vrijheid toegekend in hun columns. Deze vrijheid kan zich ook uitstrekken tot teksten die, als ze buiten een column geschreven zouden zijn, als kwetsend of beledigend gekenmerkt worden.
Reageren? … Blader naar beneden plaats jouw reactie direct onder artikel [binnen 30 dagen na publicatiedatum]
⊗——het einde ——⊗
voorliggende column is tot nu toe gelezen door: 186 lezers
5 Reacties
Deze colums van Krook waardeer ik t meest, een tikje neigend naar Carmiggelt….
Zeker waardig om te bundelen.
Wat n ontzettend herkenbaar verhaal. De wereld van “in je telefoon duiken” en vooral niet om je heen kijken. Achter de kinderwagen, op de fiets, bij het uitlaten van de hond, overal die verd…….telefoon. of ze lopen te praten zodat je denkt:tegen wie hebben ze het? Inderdaad, de oortjes van de telefoon.
Wat zielig eigenlijk als dat je wereld is.
Ik blijf iedereen gewoon groeten, ook al zeggen ze niks terug. Ik moet zeker eens door de binnenstad wandelen, want daar wordt groeten, door sommigen, nog wel op prijs gesteld.
Ik geniet elke keer weer van deze mooie verhalen.
Zo herkenbaar, mooi om te bundelen in een boekwerkje
LenyWesenhagen
Het toeval wil dat wij dat onlangs al aan Krook hebben voorgesteld. Hij gaat het overwegen. Ons lijkt het mooi bij 50 verhaaltjes. Hoe ziet u dat?
Zo herkenbaar dit, als ik daar op dat zelfde bankje zit om even uit te puffen.
Of ik de builenpest heb lijkt het wel ….. krijg niet eens één oog-contactje ………
Maar goed, laat ik het er maar op houden dat ik misschien een afschrikkend voorkomen heb 🙂