Afgelopen dinsdag kwam ik zoals gebruikelijk samen met mijn oude makkers in ons vaste café aan de gracht in Delft. Wim, Jaap en Gerard – allen net als ik van de generatie “bijna-70” en allemaal meer dan drie decennia getrouwd. We komen al jaren elke week bij elkaar om de wereldproblemen op te lossen, of op zijn minst te bespreken tot we ze zijn vergeten.
Deze keer was het anders. Met Moederdag in het vooruitzicht hing er een ongebruikelijke spanning in de lucht. Gerard, altijd de meest precieze van ons vieren, bracht het als eerste ter sprake.
“Heren,” zei hij terwijl hij voorzichtig zijn biertje neerzette, “hebben jullie al iets geregeld voor Moederdag?”
Er viel een stilte die langer duurde dan de eerste huwelijksnacht van Jaap, zoals hij ons ooit in een zwak moment had toevertrouwd.
Wim, die nog steeds zijn stropdas draagt alsof zijn pensionering niet heeft plaatsgevonden, schraapte zijn keel. “Moederdag? Margreet zegt altijd dat ze daar niet aan doet. Dat het een commercieel feest is.”
“Precies!” riep ik uit, blij met deze bevestiging. “Cobi zegt ook zoiets. Ze vindt bloemen op Moederdag drie keer zo duur en de restaurants overboekt.”
Gerard keek ons aan alsof we net hadden beweerd dat de aarde plat was. “Maar jullie doen wel íéts, toch?”
Jaap, die tot dat moment zwijgend zijn pinda’s had zitten doppen, mengde zich in het gesprek. “Nou, Tineke zegt al veertig jaar dat ze niks wil, dus ik hou me daar maar aan.” Hij grinnikte: “Al heb ik wel drie keer op de bank geslapen toen ik dat letterlijk nam.”
Ik moet toegeven dat ik na 42 jaar huwelijk nog steeds niet begrijp waarom vrouwen zeggen dat ze niets verwachten, terwijl ze wel teleurgesteld zijn als je inderdaad niets doet. Het is als navigeren in een mijnenveld met een blinddoek om.
“Vorig jaar heb ik Cobi meegenomen naar een restaurant,” bekende ik. “Ze keek de hele avond chagrijnig omdat het er zo druk was, de bediening slecht en de prijzen belachelijk. Aan het eind zei ze: ‘Dit hoeft echt niet hoor, Ko.'”
“Dus dit jaar…” vroeg Wim.
“Dit jaar doe ik niets,” antwoordde ik beslist. “Zoals zij wil.”
Gerard schudde zijn hoofd. “Jullie snappen er niets van, hè? Als Corrie zegt dat ze niets wil, dan bedoelt ze: doe niet te veel moeite, maar laat wel zien dat je aan me gedacht hebt.”
Wij drieën keken hem aan alsof hij Chinees sprak.
“En wat doe jij dan?” vroeg Jaap sceptisch.
“Simpel,” zei Gerard met de zelfverzekerdheid van een man die denkt het geheim van het huwelijk te hebben ontcijferd. “Ik koop een kleine bos bloemen – níet van die dure rozen, gewoon iets seizoensgebonden. Dan maak ik ’s ochtends koffie, leg er een chocolaatje bij en zet er een klein kaartje bij waarop staat: ‘Voor de moeder van onze kinderen, met wie ik nog steeds graag getrouwd ben.'”
Ik staarde verbijsterd naar mijn oude vriend. “En dat werkt?”
“Al 37 jaar,” zei Gerard trots. “Ze zegt steevast: ‘Dit hoefde echt niet’, maar ze straalt de hele dag.”
Wim pakte zijn biertje en nam een peinzende slok. “Margreet wil écht niets. Vorig jaar heb ik bloemen meegenomen, en die kijken nog steeds verwijtend naar me vanuit de vaas waar ze in zijn vergaan.”
Jaap barstte in lachen uit. “Ja, Tineke zegt altijd: ‘We zijn net moderne mensen. Jij verwacht ook niks op Vaderdag.'”
Dat bracht ons allemaal aan het denken. Vaderdag. Had iemand van ons ooit iets gekregen op Vaderdag? En zo ja, hadden we dat verwacht?
“Weet je nog die stropdas die je van je kinderen kreeg?” vroeg ik aan Wim. “Die met die kleine voetballetjes erop?”
“Die draag ik nog steeds naar familiegelegenheden,” antwoordde hij met meer emotie in zijn stem dan ik in jaren had gehoord.
Gerard knikte begrijpend. “Dat is het verschil, mannen. Wij zijn blij verrast met elke aandacht, terwijl onze vrouwen… laten we zeggen dat de lat anders ligt.”
“Maar ze zeggen dat ze niets willen!” protesteerde ik nogmaals.
Jaap legde zijn hand op mijn schouder. “Ko, na veertig jaar zou je toch moeten weten dat wat ze zeggen en wat ze willen twee verschillende dingen kunnen zijn.”
Wim zuchtte diep. “Ik koop toch maar een kaartje. Voor de zekerheid.”
“Slim,” knikte Gerard. “Geen bloemen, geen chocolade, gewoon een kaartje met een persoonlijke tekst. Niet te veel, niet te weinig.”
We zwegen allemaal, denkend aan de vier vrouwen die ons al die jaren hadden verdragen, onze sokken hadden opgeraapt en onze kinderen hadden grootgebracht.
“Eigenlijk,” zei ik langzaam, “verdienen ze wel meer dan niets, toch? Ook al zeggen ze dat ze niets willen.”
Er ontstond een collectief gemompel van instemming.
“Dus… wat gaan we doen?” vroeg Wim, plots bezorgd.
“Ik stel voor,” zei Gerard, “dat we allemaal iets kleins doen. Niet omdat het moet, maar omdat we het willen.”
En zo kwam het dat vier oude mannen, met bij elkaar meer dan 150 jaar huwelijkservaring, op Moederdag iets gaan doen wat ze normaal gesproken niet zouden doen. Niet omdat onze vrouwen erom vroegen, niet omdat het moest van de commercie, maar gewoon omdat… nou ja, omdat na al die jaren, we weten dat de kleine dingen soms het meest betekenen.
Soms is het niet de grootse geste die telt, maar het feit dat je eraan gedacht hebt.
En volgende keer als ze zegt dat ze “echt niets wil”? Dan weet ik precies wat ze bedoelt.
Enfin, tot zover deze mannelijke kijk op Moederdag. Volgende week bespreken we de échte belangrijke zaken: waarom Albert Heijn de indeling van de winkel blijft veranderen, en of de nieuwe heupoperatie van Jaap nu echt zo’n succes is als hij beweert.
Columnisten schrijven eigen visie op persoonlijke titel.
- De aard van de journalistieke vorm van columns is dat deze informatief, leerzaam. onderhoudend maar ook kritisch, humoristisch (parodie, ironisch, sarcastisch, satirisch) en prikkelend kunnen zijn binnen een maatschappelijke context.
- Waar de columnist dat zelf nodig acht, kunnen links in de tekst staan die naar achtergrondinformatie doorverwijzen
- Wat voor de één een leuke of rake column is, is voor een ander onzin, een belediging of niet acceptabel. Youp van ’t Hek die met alles en iedereen de vloer aanveegt in zijn columns in het NRC wordt niet door iedereen gewaardeerd. Hetzelfde geldt voor Theo Holman in Het Parool en diverse andere columnisten.
- Aan columnisten wordt door de Nederlandse rechter een grote mate van vrijheid toegekend in hun columns. Deze vrijheid kan zich ook uitstrekken tot teksten die, als ze buiten een column geschreven zouden zijn, als kwetsend of beledigend gekenmerkt worden.
voorliggende column is tot nu toe gelezen door: 138 lezers Abonneer je om de nieuwste berichten naar je e-mail te laten verzenden.
Ontdek meer van MAASSLUIS.NU