Columnisten schrijven eigen visie op persoonlijke titel.
- De aard van de journalistieke vorm van columns is dat deze informatief, leerzaam. onderhoudend maar ook kritisch, humoristisch (parodie, ironisch, sarcastisch, satirisch) en prikkelend kunnen zijn binnen een maatschappelijke context.
- Waar de columnist dat zelf nodig acht, kunnen links in de tekst staan die naar achtergrondinformatie doorverwijzen
- Wat voor de één een leuke of rake column is, is voor een ander onzin, een belediging of niet acceptabel. Youp van ’t Hek die met alles en iedereen de vloer aanveegt in zijn columns in het NRC wordt niet door iedereen gewaardeerd. Hetzelfde geldt voor Theo Holman in Het Parool en diverse andere columnisten.
- Aan columnisten wordt door de Nederlandse rechter een grote mate van vrijheid toegekend in hun columns. Deze vrijheid kan zich ook uitstrekken tot teksten die, als ze buiten een column geschreven zouden zijn, als kwetsend of beledigend gekenmerkt worden.
Iemand schreef “Ik ga weer meer contant betalen. Wees ook bewust en ga weer meer contant betalen.” Zijn redenatie (die overigens niet klopt) luidt: “Waarom we overal met contant geld zouden moeten betalen in plaats van met een bankpas? Volg mijn verhaal! “
Dat verhaal luidt als volgt:
Ik heb een biljet van € 50 in mijn zak en ga ermee naar een restaurant en betaal hier mijn diner mee. De restauranteigenaar gebruikt deze € 50 om zijn rekening bij de wasserette te betalen. De wasserette eigenaar rekent hiermee zijn knipbeurt af bij zijn kapper. De kapper gebruikt deze € 50 om af te rekenen in de supermarkt. Na een onbeperkt aantal betalingen blijft de waarde van mijn € 50 biljet nog steeds hetzelfde, wat betekent dat het zijn doel heeft vervuld voor iedereen die het als betaalmiddel heeft gebruikt en de bank heeft geen werk of bemoeienis bij elk uitgevoerde contante betalingstransactie. █ MAAR WAT ALS ik nu naar een restaurant ga en digitaal betaal met mijn bankpas? De kosten voor mijn digitale betaling die bij de restauranthouder in rekening worden gebracht inclusief transactiekosten in percentages is gemiddeld 2,5 % wat dan neerkomt op € 1,25 voor elke verdere betalingstransactie. (Dit betekent dat elke volgende betalingstransactie € 1,25 kost). Dezelfde kosten worden doorgevoerd als de restauranteigenaar zijn rekening bij de wasserette digitaal betaalt, de betalingen van de wasserette eigenaar bij de kapper, zo ook de volgende betalingen, etcetera. Daarom zal na de eerste 36 transacties van deze € 50 slechts € 5 overblijven en het restant van € 45 is eigendom geworden van de bank …
Mijn weerlegging luidt: Dankzij alle digitale transacties en vergoedingen is er 45 euro aan de strijkstok blijven hangen. Vandaar dat er mensen zijn die denken dat hún 50 euro steeds minder waard wordt. Dat is niet waar, want zij gaven stuk voor stuk 50 euro uit. Voor elke ontvangende winkelier/ leverancier geldt wel degelijk dat hij netto maar 48,75 overhoudt. Dus per schakel een ‘verlies’ van 1,25 voor de ontvanger en 1,25 inkomsten voor de bank als vergoeding voor diens veilige transactiebemiddeling. Het enige juiste aan dit verhaal is dat de bank gemakkelijk geld verdient aan elke uitwisseling van producten of diensten. Maar daar staat dan weer een stukje dienstverlening tegenover (digitaal veilig betalen en je banksaldo is van jou.)
█ Veel belangrijker is het om de economische principes te begrijpen.
Wat ooit ruilhandel was waarbij goederen onderling werden uitgewisseld, betaling in natura, is al vele eeuwen geleden veranderd in betalingsverkeer waarbij muntgeld en papiergeld een waarde vertegenwoordigen. Dat koppelde de koper los van de verplichting om een goed of dienst er tegenover te stellen. Dat geld behield zijn waarde tot een jaar of tachtig geleden, toen het mechanisme van inflatie werd bedacht en ingevoerd. En dat mechanisme zorgt ervoor dat geld jaar na jaar waarde verliest.
Voor wie dat wil, geef ik onderstaand een overzicht van een aantal econonische mechanismen en hoe die zijn ontstaan.
We hebben al heel lang fysiek geld waarmee we afrekenen. Op dat geld staat de waarde die het heeft. Rekentechnisch gezien. Het getal dat erop staat vertegenwoordigt een waarde die wel degelijk minder wordt in de loop der tijd. Er is immers de inflatie (geldontwaarding). Laten we dáárop voortborduren.
Hoe zit die geldontwaarding dan in elkaar?
Voor een redelijk compleet antwoord voor de bovengemiddelde mens op die vraag komen we uit bij de economie. Ik gebruik daarvoor een aantal statements van wikipedia om een beeld te geven hoe we op dit punt gekomen zijn. We hadden namelijk heel lange tijd géén inflatie. Dankzij econoom-filosofen zitten we nu opgescheept met onze schamele geldmiddelen.
Historisch gezien is inflatie in ontwikkelde economieën altijd gekoppeld geweest aan externe schokken: aan politieke crises, revoluties, oorlogen of vondsten van nieuwe voorraden goud of zilver (die lange tijd als geld dienden). Na afloop van dergelijke schokken herstelde het prijspeil, dat daardoor eeuwenlang rond hetzelfde niveau schommelde. Pas sinds ca. 1940 kent de westerse wereld een niet-tijdelijke inflatie.
Wat is economie?
“Economie” (uit het Oudgrieks, betekent letterlijk huishoudkunde) is een wetenschap die zich bezighoudt met de keuzes die mensen maken bij de productie, distributie en consumptie van goederen en diensten.
Statistisch wordt het prijspeil benaderd door de prijzen van een mandje van goederen en diensten (een prijsindex). Verhoging van het prijspeil heet inflatie, verlaging deflatie. De koopkracht wordt beschouwd als de inverse (=omgekeerde werking) van de prijsindex.
█ Ofwel hogere prijsindex levert lagere koopkracht.
De ‘schuldige’ bedenkers
De bedenkers van de moderne economie waren vrijwel zonder uitzondering filosofen.
De filosofie houdt zich bezig met de fundamentele vragen over zaken als het bestaan, de werkelijkheid, de rede, waarden, taal en het menselijke verstand. Filosofie is een centraal element in de intellectuele geschiedenis van een cultuur.
John Law beschreef het mechanisme van Vraag & Aanbod (in 1705) en moraal-filosoof Andrew Smith beschreef De welvaart van landen (in 1776) de manieren waarop de grondbezitters, kapitalisten, en de werkende klasse nationale rijkdom produceerden en verdeelden.
Filosoof en econoom John Stuart Mill beschreef in 1843 De logica van politiek economie. Enkele kenmerken of thema’s van een politieke economie omvatten de verdeling van rijkdom, hoe goederen en diensten worden geproduceerd, wie eigendom en andere middelen bezit, wie profiteert van de productie, vraag en aanbod, en hoe overheidsbeleid en interactie van de overheid de samenleving beïnvloeden.
Met deze denkbeelden plaveiden zij de weg voor theorieën van Keynes, Friedman c.s. die na WO II toonaangevend werden. De schaarste van goederen en productiemiddelen, en het beheer daarvan vormt de vraagstelling voor de economie als wetenschap.
Wat is inflatie?
Inflatie treedt op wanneer er sprake is van een algemene stijging van de prijzen van goederen en diensten, niet alleen van individuele producten; dat betekent dat je vandaag minder kunt kopen voor 1 euro dan gisteren. Met andere woorden: door inflatie wordt de munt (ook het briefpapier) in de loop van de tijd minder waard.
Waardoor wordt geld minder waard?
Het economische vraagstuk omvat onder meer productie, distributie, welvaart en consumptie. Economisch handelen ontstaat omdat men niet alles tegelijk kan hebben. Er moeten keuzes worden gemaakt. De economische wetenschap bestudeert de factoren die deze keuzes bepalen.
Prijzen zijn hierbij belangrijk. Economie wordt ook wel opgevat als de studie van de ruil in de ruimste zin van het woord. Het voordeel daarvan is dat die wat specifieker is dan de bovengenoemde, en de kern raakt van datgene waar het in de economie om gaat (lonen, prijzen, verkoop, koop), maar het nadeel ervan is dat deze iets te beperkt is: niet alle economische handelingen hebben direct met ruil te maken.
Slimme jongens
Filosoof Keynes was fel tegen de terughoudendheid van de overheid in de economie en bepleitte een interventioneel fiscaal beleid (ingrijpen via belastingmaatregelen) om de economische vraag, groei en voorspoed te stimuleren.
Meer recent zagen we dat de econoom-filosoof Friedman c.s. hun theorie focusten op wat kon worden bereikt met een beter monetair beleid en deregulatie (het geldstelsel).
Een modern denkbeeld is de monetaristische visie die stelt dat de beteugeling van inflatie (of deflatie) vooral dient te geschieden door middel van regulering van de geldhoeveelheid. Het bestrijden van inflatie dient dan met name te geschieden door een verhoging van de rentetarieven die centrale banken aan het bankwezen in rekening brengen, alsmede door (directe) kredietrestricties.
Mijn conclusie
Ongemerkt zijn we terecht gekomen in een wereld van mechanismen waarin de overheid en dus de politiek samenspant met banken en grote producenten.
De laatstgenoemde twee hebben de feitelijk macht aangezien zij overheden kunnen dwingen tot maatregelen die voordelig zijn voor hun bedrijf (anders vertrekken ze naar een ander land, valt de bank om, krijgen we geen geld, verhogen we de prijzen, enzovoort).
Als je dan toch wilt wijzen naar schuldigen, hanteer dan wel de juiste redenatie. En zoek dan ook vóór 22 november uit welke partijen maximaal voor vrijheid staan op economisch gebied. Zij die individuele geldwolven maximale ruimte willen geven.
Reageren? … Blader naar beneden plaats jouw reactie direct onder artikel [binnen 30 dagen na publicatiedatum]
voorliggende column is tot nu toe gelezen door: 203 lezers Abonneer je om de nieuwste berichten naar je e-mail te laten verzenden.
Ontdek meer van MAASSLUIS.NU
1 Reactie
Halsstarrig als ik ben, blijf ook ik contant betalen in elke winkel en supermarkt, zelfs bij de tankstations in Maasluis, maar met de Pinpas opzak voor noodsituaties.
Verder hebben wij zo min als mogelijk automatische betalingen lopen.
Jammer is het gemis aan winkels waar ik mijn keuzes aan producten niet kan aanraken ,voelen en zien en ook niet contant kan betalen. Daarom, koop ik zo min mogelijk producten online.
Maar er komt echt een tijd dat winkels geschiedenis worden, gezien ik merk dat de leegstand en verpaupering zienderogen en steeds sneller in elke stad toeslaat, wat betekent dat er een generatie alles digitaal moet gaan afrekenen voor hun online gekochte artikelen.
Aan dat “gelukzalige feest” mag ik van hogerhand gelukkig niet aan mee doen.