Ik zit met een vriendin samen in een gezellig koffietentje in Maassluis. Buiten schijnt de zon, maar binnen hangt een schaduw over ons gesprek. Vriendin, net een paar jaar met pensioen na een lange carrière in de geestelijke gezondheidszorg, haalt diep adem voordat ze haar kopje koffie optilt.
‘Weet je,’ zegt ze, ‘soms ben ik gewoon blij dat ik eruit ben. Het werd steeds erger, vooral de laatste jaren.’
Ik kijk haar aan. ‘Hoe bedoel je, erger?’
‘De bureaucratie,’ zucht vriendin. ‘De menselijke maat is compleet verdwenen. Mensen moeten maanden wachten op hulp. Soms wel een jaar! En in die tijd gebeurt er niets. Hele gezinnen vallen uit elkaar, mensen raken in een crisis en wij, de hulpverleners, konden weinig doen.’
Ik knik. Ik heb verhalen gehoord van kennissen en familieleden die in de GGZ vastliepen. ‘Wat maakt het zo stroperig?’
‘Het hele systeem,’ zegt vriendin, terwijl ze haar handen spreidt. ‘De manier waarop cliënten als “cases” worden behandeld in plaats van als mensen. Je schrijft een rapport, je dient een aanvraag in, je wacht op goedkeuring. Ondertussen zit iemand thuis met paniekaanvallen, suïcidale gedachten of een psychose. Maar omdat het dossier niet op de juiste stapel ligt, gebeurt er niets. En als je als behandelaar te veel opkomt voor je cliënten, word je gezien als lastig. “Zo werken de procedures nu eenmaal,” kreeg ik te horen als ik ergens tegenin ging.’
Mijn blik wordt ernstig. ‘Dat klinkt als een rampzalige situatie.’
Vriendin knikt. ‘En het ergste is: het is geen uitzondering. Het is overal in Nederland zo. En ja, hier in Maassluis is het niet anders. Er zijn te weinig behandelaren en te veel regels. Het is alsof de organisatie belangrijker is dan de mensen. Terwijl we het hier hebben over mensenlevens! Denk je eens in hoe het moet zijn om depressief te zijn, om je al verloren te voelen en dan ook nog eens te horen te krijgen dat je “op de wachtlijst” staat. Alsof je auto gerepareerd moet worden in plaats van je geestelijke gezondheid.’
Ik schud mijn hoofd. ‘Wat gebeurt er met de mensen die geen hulp krijgen?’
‘Ze haken af. Ze worden zieker. Sommigen belanden in de crisisopvang, anderen doen een poging tot zelfdoding. Het risico op geweld neemt toe, binnen gezinnen, binnen de maatschappij. Het is een kettingreactie van ellende. En het erge is, het is niet nodig. Als we anders zouden organiseren, als we de mens centraal stellen in plaats van het systeem, zou het zoveel schelen.’
Ik denk na. ‘Maar wat kan er dan veranderen? Want dit klinkt alsof het een groot ondoordringbaar probleem is.’
Vriendin haalt haar schouders op. ‘Meer behandelaren opleiden, betere samenwerking tussen instanties, minder bureaucratie. Maar vooral: een andere manier van denken. We moeten ophouden met mensen als nummertjes te zien. Er moet urgentie komen. Als iemand hulp nodig heeft, moet er binnen een paar dagen een intake zijn. Niet over vier maanden. We moeten weg van het idee dat alles per se in protocollen en regeltjes moet worden geperst. Sommige situaties vragen om een snelle, menselijke beslissing, niet om een formulier dat eerst door vijf afdelingen moet worden beoordeeld.’
Ik neem een slok van mijn thee. Ik kijk vriendin aan en glimlach. ‘Weet je, ik weiger te geloven dat dit niet beter kan. Want waar mensen de situatie hebben laten ontsporen, kunnen mensen het ook weer oplossen. Het begint met bewustwording, met praten zoals wij nu doen. Mensen die hiertegen blijven strijden, die hun stem laten horen.’
Vriendin kijkt mij vragend aan. ‘Maar denk je echt dat dat iets zal veranderen?’
Ik knik. ‘Ja. Kijk maar naar andere sectoren waarin verandering werd afgedwongen. Denk aan de ouderenzorg, aan het onderwijs. Toen mensen zich hard begonnen te maken voor betere zorg en beter onderwijs, kwam er langzaam beweging. Het is niet makkelijk, en het gaat niet van de ene op de andere dag, maar het begint altijd met mensen die zich uitspreken.’
Vriendin zucht, maar haar ogen lichten iets op. ‘Je hebt gelijk. Misschien moeten we minder berusten en meer doen.’
Ik glimlach. ‘Precies. Laten we beginnen met hoop. Hoop dat er altijd iets te veranderen valt. En laten we dat omzetten in actie. Kleine acties, grote acties, alles helpt. Want als er iets is dat we niet kunnen veroorloven, is het blijven toekijken terwijl mensen in de kou blijven staan.’
We klinken onze kopjes tegen elkaar en nemen een slok. Buiten schijnt de zon, en ondanks de schaduw van ons gesprek voelt het alsof er een klein beetje licht op de situatie is gevallen.
Columnisten schrijven eigen visie op persoonlijke titel.
- De aard van de journalistieke vorm van columns is dat deze informatief, leerzaam. onderhoudend maar ook kritisch, humoristisch (parodie, ironisch, sarcastisch, satirisch) en prikkelend kunnen zijn binnen een maatschappelijke context.
- Waar de columnist dat zelf nodig acht, kunnen links in de tekst staan die naar achtergrondinformatie doorverwijzen
- Wat voor de één een leuke of rake column is, is voor een ander onzin, een belediging of niet acceptabel. Youp van ’t Hek die met alles en iedereen de vloer aanveegt in zijn columns in het NRC wordt niet door iedereen gewaardeerd. Hetzelfde geldt voor Theo Holman in Het Parool en diverse andere columnisten.
- Aan columnisten wordt door de Nederlandse rechter een grote mate van vrijheid toegekend in hun columns. Deze vrijheid kan zich ook uitstrekken tot teksten die, als ze buiten een column geschreven zouden zijn, als kwetsend of beledigend gekenmerkt worden.
voorliggende column is tot nu toe gelezen door: 124 lezers Abonneer je om de nieuwste berichten naar je e-mail te laten verzenden.
Ontdek meer van MAASSLUIS.NU
Geen Reactie