Columnisten schrijven eigen visie op persoonlijke titel.
- De aard van de journalistieke vorm van columns is dat deze informatief, leerzaam. onderhoudend maar ook kritisch, humoristisch (parodie, ironisch, sarcastisch, satirisch) en prikkelend kunnen zijn binnen een maatschappelijke context.
- Waar de columnist dat zelf nodig acht, kunnen links in de tekst staan die naar achtergrondinformatie doorverwijzen
- Wat voor de één een leuke of rake column is, is voor een ander onzin, een belediging of niet acceptabel. Youp van ’t Hek die met alles en iedereen de vloer aanveegt in zijn columns in het NRC wordt niet door iedereen gewaardeerd. Hetzelfde geldt voor Theo Holman in Het Parool en diverse andere columnisten.
- Aan columnisten wordt door de Nederlandse rechter een grote mate van vrijheid toegekend in hun columns. Deze vrijheid kan zich ook uitstrekken tot teksten die, als ze buiten een column geschreven zouden zijn, als kwetsend of beledigend gekenmerkt worden.
Zondag 25 juni. Koopzondag in Koningshoek. Rond 17.00u doe ik er nog een paar boodschappen met mijn dochter (13). Terwijl de winkels langzaamaan sluiten en wij door het pad vanaf The Stone richting Hoogvliet wandelen hoor ik een clubje luidruchtige jongens achter ons.
Eentje rijdt er op een elektrische step. Ze zigzaggen en schoppen ondertussen tegen een halfvolle frisdrankfles. Terwijl ik met mijn dochter praat, voel ik ineens een harde pets tegen mijn onderbeen. Een van de jongens heeft de fles met kracht tegen mijn kuit geschopt. Best pijnlijk en ik voel het gloeien. Een blonde jongen met blauwe ogen en een glimmende voetbaloutfit roept me, voordat ik iets kan uitbrengen toe, dat ‘hij het niet was’. Ze flitsen voorbij en ik zeg met luide stem; ‘Misschien beter even buiten gaan voetballen, jongens!’.
De boodschap komt niet aan, want ze vervolgen hun spel en keilen de fles met kracht over het gangpad. Ik zie verderop een fragiel dametje met een rollator. Ik zie ook een jonge vrouw met een maxi-cosi op wieltjes. De ergernis stijgt. Als die jongens die halfvolle fles tegen dat vrouwtje aanschoppen, struikelt ze er misschien nog over. Of ze schieten ‘m zo die maxi-cosi in.. Dat is toch niet normaal? Zouden ze niet geleerd hebben dat je zonder step een winkelcentrum bezoekt. En… als het ècht niet anders kan (step kan niet op slot?) je naast je step gaat lopen. Zouden ze niet geleerd hebben dat een winkelcentrum geen openbare playground voor jongelui is?
Wanneer we ter hoogte van Hoogvliet zijn trapt een van de jongens de frisdrankfles onder een kastje dat bij de horeca hoort. De jongens zoeven naar buiten. Mijn dochter en ik gaan op handen en knieën en tikken de fles onder het kastje vandaan. Wanneer we naar buiten lopen zie ik het groepje rechtsaf slaan, langs snackbar Pommies. Het terras zit vol mensen en ik pak mijn kans. Ik roep de jongens toe; ‘Hee, jullie zijn iets verloren!’ Geen reactie. ‘Hee jongens… hallo?? … jullie zijn iets kwijt denk ik’. Geen reactie. Ik loop hen achterna. Ik zie hoe ze op hun fietsen aflopen. Oost-Indisch doof. ‘Joehoe! Je hoort me wel. Ik heb hier een fles van jullie. Gooi je ‘m zelf even in de vuilnisbak?’ Terwijl ik op de jongens af loop blijf ik, met stemverheffing, contact maken. Ik wens niet genegeerd te worden door drie ventjes van misschien 12 jaar, brugklas.
Twee jongens, het lijken broers of neefjes, met donkere krullen negeren me volledig en pakken een fiets. De blonde jongen stapt ook op een fiets en draait mijn kant op. Ik kijk ‘m aan en spreek ‘m aan als een trainer op het voetbalveld; ‘Laten we het sportief houden. Ik ben niet boos. Ik wil wel dat je die fles even weggooit. Ík heb ‘m al voor je opgeraapt. Okee? (..; en daarna ben je van me af ; ) ‘.
De jongen pakt de fles aan. Ik zeg ‘m: ‘Kijk, dat vind ik nou sportief. Dat vind ik goed van je’. Ik tap hem vriendschappelijk op zijn bovenarm. ‘Als je ‘m zelf even weggooit, is het goed zo’.
Terwijl voor mij de boel klaar is en mijn dochter en ik een paar stappen onderweg zijn, hoor ik iets op de grond kletteren. Ik draai mijn hoofd om en zie hoe de blonde jongen de fles alsnog weggooit. Op de stoep.
Stomverbaasd kijk ik hoe de drie jongens de parkeerplaats op rijden. Ik roep nog; ‘Tjonge jonge, moet dat nou?’. De jongens keren zich naar mij en roepen me allerlei verwensingen toe. Zoiets als ‘Kaolo‘ ofzo. Ook de blonde jongen in het gezelschap. Ik ken die taal niet maar ze bedoelden het vast niet hartelijk. Ze maken er gebaren bij en scanderen op lage toon ‘Kaolo-nog-iets’. Nogmaals, ik laat me dat echt niet zeggen door een paar van die snotneuzen. Ik roep hen nog na dat ze op hun woorden moeten letten, en… ze zijn weg.
Als de jongen de fles in de vuilnisbak had gegooid dan had ik het nog kunnen zien als ‘uit de hand gelopen kattenkwaad’. Deugnieten. Kwajongens. Maar verder dan ‘die fles’ gaat het voor mij om het totale gebrek aan respect.
Reageren? … Blader naar beneden plaats jouw reactie direct onder artikel [binnen 30 dagen na publicatiedatum]
⊗——het einde ——⊗
voorliggende column is tot nu toe gelezen door: 530 lezers
Ontdek meer van MAASSLUIS.NU
Abonneer je om de nieuwste berichten naar je e-mail te laten verzenden.