Columnisten schrijven eigen visie op persoonlijke titel.
- De aard van de journalistieke vorm van columns is dat deze informatief, leerzaam. onderhoudend maar ook kritisch, humoristisch (parodie, ironisch, sarcastisch, satirisch) en prikkelend kunnen zijn binnen een maatschappelijke context.
- Waar de columnist dat zelf nodig acht, kunnen links in de tekst staan die naar achtergrondinformatie doorverwijzen
- Wat voor de één een leuke of rake column is, is voor een ander onzin, een belediging of niet acceptabel. Youp van 't Hek die met alles en iedereen de vloer aanveegt in zijn columns in het NRC wordt niet door iedereen gewaardeerd. Hetzelfde geldt voor Theo Holman in Het Parool en diverse andere columnisten.
- Aan columnisten wordt door de Nederlandse rechter een grote mate van vrijheid toegekend in hun columns. Deze vrijheid kan zich ook uitstrekken tot teksten die, als ze buiten een column geschreven zouden zijn, als kwetsend of beledigend gekenmerkt worden.
Dit is de derde column. Normaal gesproken heb ik wel een beetje inspiratie en speelt er een onderwerp in mijn hoofd. Vandaag wil het niet lukken.
Ga ik het hebben over de inflatie? Over het krakkemikkige politiek stelsel dat van frauduleuze zaakjes aan elkaar hangt? ( U merkt aan de bewoording al dat het me hoog zit) Of pak ik het onderwijs en de PABO, waar menig verhaal over stages rondgaan? Misschien de hypocrisie van ‘baas over eigen lichaam’ wat betreft abortus, maar niet wat betreft vaccinaties? De angst die ik heb voor de links-activistische propaganda die vanuit met name Amerika onze kant opwaait de school in? Op het MBO was dat heel sterk aanwezig, goddank op de basisscholen (nog) niet. U begrijpt, er valt genoeg te bespreken, maar kiezen lukt niet. Ik huppel dus maar een andere kant op. Ik heb namelijk ook een fantastische buurvrouw. Ik wilde u laten kennismaken. Nee, ik gún u ook een stukje buurvrouw.
Buuf
Buurvrouw noem ik buuf, al vanaf het moment dat ik er kwam wonen drie jaar geleden. Pasgeleden vroeg ze me waarom ik haar zo noemde. Nou, dat bén je toch? M’n buuf! Buuf was in eerste instantie nog ‘buurvrouw’ omdat ik haar naam niet kende (lees: onthield). Maar gaandeweg werd ze buuf, omdat ze gewoon een leuk mens bleek. Ik ken haar naam intussen ook, maar buuf klinkt gewoon beter.
De eerste keer kennismaken stond ze voor mijn deur. Een beetje gepikeerd, want er was een pakketje van mij en die lag er al een paar uur. Waarom had ik die niet opgehaald? Ik mompelde gedwee een excuus en voelde me net een brugpieper die een standje van de leraar kreeg. Sorry, buurvrouw! De keer erna wist ik van gekheid niet hoe hard ik naar haar deur moest rennen om een pakketje af te halen. Haar aanpak werkte wél in ieder geval.
Buurvrouw is, laten we eerlijk zijn, een beetje op leeftijd. De ledematen werken niet meer zo lekker. Desondanks zie ik haar vaak ’s morgens rond zeven uur als ik richting school ga en zij de hond uitlaat. Het gaat niet meer zo snel, maar dat hoeft gelukkig niet meer. De hond laat haar uit; hij is enthousiast genoeg. Zo goed en kwaad als het gaat, houdt buuf hem in bedwang. Môge, buuf! Ze ziet me niet altijd goed, maar als je de enige bent die dat koosnaampje gebruikt, weet ze genoeg. Oh, ben jij het! Riep ze een keer luid. Haar ogen willen ook niet meer zo.
Pittige tante
Buuf is geen typisch ‘oud vrouwtje’. Zeg je iets dat haar niet bevalt, dan zul je het horen ook. Ik vind het prachtig. Buuf, ik heb verse appelmoes gemaakt. Ik wilde het even aan je deur hangen. Nee! roept ze bozig. Sorry? Ik duik van schrik net niet onder de auto, die voor het huis staat. ”Nee, je belt gewoon even áán.” Oh oké, was dát ‘t.
Ze betrapt me net, toen ik nog nasnikkend mijn auto uit stap. De eerste keer zonder moeders door de winkelstraat van De Lier bleek emotioneler dan ik zelf had gedacht. Haar favoriete winkeltje kon ik niet in. Brullend en wel keerde ik zo snel mogelijk huiswaarts. Gaat het, buurvrouw? roept ze, net terug van haar wandeling. Nou nee, het ging nou net even niet. Ik had gedacht me onder mijn dekbed te kunnen gaan verstoppen voor de wereld. Maar buuf mag slechte ogen hebben; aan haar intuïtie mankeert niks. De tranen schieten haar ook in de ogen. Ze herkent de pijn van het verlies. En als ik haar onhandig op de rug klop, zeggende: Wat zijn we een stel gekke mensen, hè, reageert ze als door een wesp gestoken. Nee, helemaal niet! Dat hoort bij het leven!
Ik knik. Ze heeft gelijk. Niks geks aan. Topbuuf. Ik gun u er allemaal zo één.
Reageren? ... Blader naar beneden plaats jouw reactie direct onder artikel [binnen 30 dagen na publicatiedatum]
voorliggende column is tot nu toe gelezen door: 238 lezers Abonneer je om de nieuwste berichten naar je e-mail te laten verzenden.
Ontdek meer van MAASSLUIS.NU