Columnisten schrijven eigen visie op persoonlijke titel.
- De aard van de journalistieke vorm van columns is dat deze informatief, leerzaam. onderhoudend maar ook kritisch, humoristisch (parodie, ironisch, sarcastisch, satirisch) en prikkelend kunnen zijn binnen een maatschappelijke context.
- Waar de columnist dat zelf nodig acht, kunnen links in de tekst staan die naar achtergrondinformatie doorverwijzen
- Wat voor de één een leuke of rake column is, is voor een ander onzin, een belediging of niet acceptabel. Youp van ’t Hek die met alles en iedereen de vloer aanveegt in zijn columns in het NRC wordt niet door iedereen gewaardeerd. Hetzelfde geldt voor Theo Holman in Het Parool en diverse andere columnisten.
- Aan columnisten wordt door de Nederlandse rechter een grote mate van vrijheid toegekend in hun columns. Deze vrijheid kan zich ook uitstrekken tot teksten die, als ze buiten een column geschreven zouden zijn, als kwetsend of beledigend gekenmerkt worden.
Onthutst kijkt ze me aan. Onze dochter. De laagjes water staan in haar ogen. ‘Oh, nee. Toch niet Charlie de Stationskater? Oh, nee toch? Wat erg. Die was juist zo leuk! Ik heb nog fotootjes van Charlie en ook nog filmpjes van twee jaar geleden.. Toen zat ik nog in de brugklas en kwamen we met de Metro uit school. Kijk!’
Onze dochter scrolt door de foto’s op haar mobiele telefoon. Het is even zoeken. Dan verschijnen er plaatjes van Charlie; de dikke, wit met oranje stationskat. Bij station West op het perron, in de zon. Er is ook een filmpje van Charlie; uit school halen de meiden bij de fietsenstalling hun fiets van het slot. Wie ligt daar, onverstoorbaar en prinsheerlijk, in het fietskrat te dutten? Charlie! Tja, die kan toch moeilijk mee naar huis?
Wanneer onze andere dochter thuis het verdrietige nieuws hoort, pakt ze haar telefoon er ook bij. Ze scrolt in haar fotogalerij. ‘Kijk, ik heb Charlie ook op de foto! Hier zat hij bij station West. Midden op het spoor! Wat dacht hij? Die Metro gaat wel voor me opzij? Echt een geweldig beestje was dat!’ De ogen van ons zoontje beginnen te glimmen. ‘Mag ik die foto’s ook zien? Ik vind die kat nú al Legend!’
Het zet me aan het denken. Enkele dagen later wandel ik met mijn dochter langs station West. Stiekem, tegen beter weten in, gluren we om ons heen. Turen we in de verte om een glimp te zien. Een witte vlek, een zachte vacht. Wit met oranje… Maar nee. Alleen maar grijs en grauw. Geen kat of poes te bekennen. Het zet me aan denken. Wanneer de kinderen Charlie wilden aaien, liep ik liever door. Ik vind het mooie dieren. Heel fotogeniek en zo. Verder heb ik niet zoveel met katten. Dacht ik zo.
De kinderen vragen ook vaak om een hondje… Vroeger deed ik dat ook. Ieder jaar weer stond er, rond mijn verjaardag in november of tegen Sinterklaas, een puppy op mijn verlanglijstje. Mijn ouders moesten er niets van hebben. Gelukkig woonde er een ouder buurmeisje om de hoek met een kleine zwarte poedel. Toska. Met regelmaat ging ik er lang of kwam het buurmeisje bij mij aanbellen met de vraag of ik zin had om mee te gaan; Toska uitlaten! Toen ik vijf jaar was kreeg ik van Sinterklaas, bij ’t Heerlijk Avondje, ook een hondje. Een caramelkleurig, pluche hondje met slappe, verzwaarde pootjes met van die korreltjes er in. En zachte, flaporen. Ik heb ‘m nog en hij heet Toska. Een echt, levend hondje is er nooit gekomen. En nu vragen mijn kinderen er om. Tja.
Ik loop langs station West en mijn ogen zoeken Charlie. Een soort ‘levend meubelstuk, deel van het interieur’ of in dit geval ‘exterieur’ zou menigeen zeggen. Dat is wat Charlie was. Charlie hoorde daar. Om een glimlach te toveren en mensen even uit de alledaagse sleur te trekken? Om na een drukke dag even aan te halen. Om het wachten op een vertraagde bus of Metro te verlichten? Ik kan me er iets bij voorstellen. Hechtte er weinig waarde aan tot het er niet meer was. Mis het leven in het straatbeeld. Mis die eigenwijze Stationskat. Charlie. Wit, pluizig ding.
Dat hondje komt er voorlopig nog niet. Zo’n pup is niet zomaar iets, het is een nieuw gezinslid. Met alles wat daarbij komt kijken aan opvoeding, training. Daarbij ben ik bang van honden. Wanneer ik zelf een hondje zou gaan uitlaten komen er ook andere honden op mij(n hondje) af. Het idee alleen al. Bezorgt mij een kater.
Ik denk dat ik er uit ben. Geen hond en geen kater. Een pluche beestje, genaamd; Charlie! En de rest is leuk voor later ; )
Reageren? … Blader naar beneden plaats jouw reactie direct onder artikel [binnen 30 dagen na publicatiedatum]
voorliggende column is tot nu toe gelezen door: 258 lezers Abonneer je om de nieuwste berichten naar je e-mail te laten verzenden.
Ontdek meer van MAASSLUIS.NU